Rechtbank Rotterdam over intrekking asielvergunning na 22 jaar (31-0..
Rechtbank_rotterdam-thumb
Zware psychische problemen maar 'niet direct levensbedreigend'
De Rechtbank Rotterdam vindt dat de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie een al in 1993 verleende asielvergunning van een Somalische man met zware psychische problematiek niet kan intrekken zonder naar diens situatie en omstandigheden te kijken.
In een uitspraak van 20 juli 2015 gaat de Rechtbank Rotterdam in op de situatie van een Somalische asielzoeker met een uitvoerige psychische problematiek, die thans in een inrichting verblijft op grond van de Maatregel Inrichting Stelselmatige Daders (ISD), en die al 22 jaar een asielstatus
heeft. Uit de bewoording van het Bureau Medische Advisering van de IND (BMA) blijkt dat er sprake is van "een zeer kwetsbaar persoon met een zeer beperkte zelfredzaamheid (...) een psychotische stoornis, verslavingsproblematiek, een antisociale persoonlijkheidsstoornis en zwakbegaafdheid",
waarvoor bovendien in Somalie "geen afdoende behandelmogelijkheden zijn". Op grond van deze omstandigheden kan door het BMA een noodsituatie bij beeindiging van de behandeling van deze vreemdeling niet worden uitgesloten (rechtsoverweging 5.1 en 5.2).
Omdat deze vluchteling echter ook een strafblad heeft, heeft de staatssecretaris zijn verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd ingetrokken, zijn verzoek om uitstel van vertrek op medisch/psychische gronden (art. 64 Vw) afgewezen en hem een inreisverbod opgelegd.
Allereerst oordeelt de rechtbank dat de staatssecretaris bij het opleggen van het inreisverbod onvoldoende rekening heeft gehouden met de psychische problemen en de (bovenstaande) BMA-rapportage. Het inreisverbod wordt door de rechtbank niet in stand gehouden. De rechtbank vindt dat op grond
van de psychische problematiek van betrokkene art. 64 Vw wel van toepassing is.
Vervolgens gaat de rechtbank ook in op de vraag of de asielvergunning voor onbepaalde tijd terecht is ingetrokken door de IND. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van "ziekte in een vergevorderd, direct levensbedreigend stadium" en daarmee evenmin van "uitzonderlijke omstandigheden",
op grond waarvan volgens jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens niet mag worden uitgezet (r.o. 13.2). Dit is opmerkelijk, daar de rechtbank eerder in dezelfde uitspraak (in r.o. 5.2) nog tot de conclusie kwam dat er bij beeindiging van de behandeling een noodsituatie
kan ontstaan.
Desondanks is de rechtbank wel van mening dat de IND bij de intrekking van diens asielstatus na 22 jaar onvoldoende naar de situatie en de psychische problemen van betrokkene heeft gekeken. Zo heeft de IND geen aandacht besteed aan de verklaring van de stichting die betrokkene begeleidt,
waarin staat dat hij niet in staat is zelfstandig te leven gezien "zijn lage IQ in combinatie met forse psychiatrische problematiek". Ook het feit dat betrokkene na een verblijf in Nederland van 22 jaar geen familie of clangenoten meer heeft in Somalie en afhankelijk is van 'zware' medicatie
die niet verkrijgbaar is in Somalie, is door de IND ten onrechte niet meegenomen ("niet kenbaar bij de belangenafweging betrokken" zoals de rechtbank het formuleert in r.o. 16.2) bij de beslissing om na 22 jaar de vergunning in te trekken.
Het wrange is dat, indien betrokkene niet zwakbegaafd was geweest en zich in 1998 `gewoon' had laten naturaliseren tot Nederlander, hij sowieso nooit 22 jaar later met intrekking van zijn verblijfsvergunning geconfronteerd zou zijn geweest.
Meer informatie:
De uitspraak van de Rechtbank Rotterdam d.d. 20 juli 2015 met zaaknummer AWB 14/28378
Lees ook:
31-03-15 Ombudsman: Bureau Medische Advisering onderzoekt onvoldoende
24-07-14 ACVZ-advies over medisch onderzoek bij asielzoekers
Dit bericht maakt deel uit van Dossier Somalie
Deel