Uitspraak 201409691/1/A1
Tegen: het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam
Proceduresoort: Hoger beroep
Rechtsgebied: Algemene kamer - Hoger Beroep - Bouwen
ECLI: ECLI:NL:RVS:2015:2193
201409691/1/A1.
Datum uitspraak: 15 juli 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de bewonersvereniging Provenierswijk, gevestigd te Rotterdam,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 23 oktober 2014 in
zaak nr. 14/3299 in het geding tussen:
de bewonersvereniging
en
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam.
Procesverloop
Bij besluit van 20 februari 2014 heeft het college de afdeling Stadsontwikkeling van de gemeente Rotterdam omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van twee bruggen, het verbinden van bestaande watergangen en het kappen van bomen ten behoeve van de herinrichting van het Proveniersplein te Rotterdam.
Bij uitspraak van 23 oktober 2014 heeft de rechtbank het door de bewonersvereniging daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de bewonersvereniging hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 juni 2015, waar de bewonersvereniging, vertegenwoordigd door [twee gemachtigden], en het college, vertegenwoordigd door mr. E. van Lunteren, ing. M. Edelenbosch en ing. S. Poolman, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het project is in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Provenierswijk". Het college heeft in afwijking van het bestemmingsplan omgevingsvergunning verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3o, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
2. De bewonersvereniging betoogt dat de rechtbank ontoereikend is ingegaan op haar betoog dat het college bij het besluit van 20 februari 2014 onvoldoende rekening heeft gehouden met de verkeersveiligheid op en rondom het Proveniersplein. De rechtbank heeft ten onrechte niet onderkend dat geen onderzoek naar de verkeersveiligheid aan het besluit van 20 februari 2014 ten grondslag is gelegd, aldus de bewonersvereniging.
De onderzochte verkeersintensiteit in de door de afdeling Stadsontwikkeling opgestelde "Goede Ruimtelijke Onderbouwing Proveniersplein" van 26 september 2013 (hierna: de GRO) kan volgens de bewonersvereniging niet als een dergelijk onderzoek worden beschouwd. Dat volgens het college de verkeersintensiteit de komende jaren naar verwachting nauwelijks zal toenemen, maakt naar haar oordeel niet dat de verkeersveiligheid in de gewijzigde verkeerssituatie is geborgd, aldus de bewonersvereniging.
2.1. In paragraaf 4.2.4 van de GRO is ten aanzien van de verkeerssituatie het volgende vermeld: "Uit de verkeersanalyse blijkt dat het plan zelf geen invloed heeft op het verkeer. Er rijdt door de herinrichting geen extra verkeer over het plein, het verkeer gaat zich wel anders verdelen over de wegvakken (bron: email van Roel Rijthoven, afd. V&V, 29 mei 2012). De door de afdeling Verkeer & Vervoer afgegeven intensiteiten laten in 2015 en 2024 een autonome groei zien ten opzichte van het peiljaar 2013. Deze groei is beperkt en bedraagt voor de Stationssingel 3% in de periode tussen 2013 en 2024. Door de verandering van de infrastructuur van de weg en de andere verdeling van het verkeer over de wegvakken gaat er meer verkeer rijden in de omgeving van de hoek Spoorsingel oostzijde/Provenierssingel noordzijde. Dit komt doordat het verkeer over het plein (het rondje over het plein) noordoostelijk opschuift ten opzichte van de huidige ligging. (...) De verkeersintensiteiten in en rondom het plein zijn relatief laag vergeleken met de andere plaatsen in het centrum van Rotterdam, en met name aan de centrumzijde van het treinstation."
2.2. In de "zienswijzenrapportage omgevingsvergunning Proveniersplein" is ten aanzien van de verkeersveiligheid het volgende vermeld: "In de GRO is aangegeven dat de herinrichting geen verandering brengt in de verkeersintensiteit en in de daarmee samenhangende milieueffecten. Bij het opstellen van het Inrichtingsplan Provenierssingel (lees: Proveniersplein) is expliciet aandacht besteed aan de verkeersveiligheid voor fietsers en voetgangers. Er komt een tweerichtingen fietspad aan de zuidzijde van het plein en van de Stationssingel. De nieuwe fietsenstalling die ProRail in het voorjaar 2014 gaat bouwen, is daarmee goed te bereiken. Men kan vrijliggend van het verkeer fietsen. Iedereen heeft de mogelijkheid om een veilige route nemen. Dat geldt ook voor de voetgangers. Maar helder is dat het ook met deze inrichtingsmaatregelen een druk kruispunt is voor fietsers en voetgangers. Men moet daar goed opletten. Het kruispunt van fietspaden ligt circa 90 cm lager dan de ingang/uitgang van de fietstunnel. Wat dat betreft is er geen verschil met de situatie zoals die voorheen bestond."
2.3. Uit de GRO en de zienswijzenrapportage, welke beide deel uitmaken van het besluit van 20 februari 2014, heeft de rechtbank terecht afgeleid dat het college onderzoek heeft gedaan naar de gevolgen van het project voor de verkeersveiligheid en dat het project niet leidt tot een verslechtering van de verkeersveiligheid. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat in de GRO niet alleen is beoordeeld de verkeersintensiteit, maar ook de gevolgen van de herinrichting van het Proveniersplein op de verdeling van de verkeersstromen ter plaatse. De verkeersintensiteit neemt blijkens de GRO beperkt toe. Uit de zienswijzenrapportage volgt dat het college vervolgens de verkeersveiligheid heeft beoordeeld, waarbij rekening is gehouden met de verwachte verkeersintensiteit. Ter zitting van de Afdeling heeft het college nader toegelicht dat realisering van het project niet leidt tot een verslechtering van de verkeersveiligheid op het Proveniersplein. Het heeft daarbij nog toegelicht dat de twee bruggen dusdanig zijn ontworpen dat zij voldoen aan de CROW-normen en het landelijke verkeersbeleid Duurzaam Veilig en dat verkeersdeelnemers in de nieuwe situatie na realisering van het project een langere reactietijd hebben, hetgeen de bewonersvereniging niet heeft weersproken. Voor zover de bewonersvereniging ter zitting heeft toegelicht in het bijzonder te vrezen voor de verkeersveiligheid ter plaatse waar de fietsers en voetgangers uit de fietstunnel bij het Centraal Station de Stationssingel kruisen, en waarbij zij er ook op wijzen dat meer gebruik van de fietstunnel wordt gemaakt sinds het sluiten van de poortjes bij het Centraal Station voor personen zonder vervoersbewijs, wordt overwogen dat het besluit van 20 februari 2014 geen betrekking heeft op die situatie. De omgevingsvergunning is verleend voor de bouw van twee bruggen en het verbinden van twee watergangen en ziet niet op de volledige herinrichting van het Proveniersplein. Dit geldt ook voor zover voor de verkeersveiligheid wordt gevreesd vanwege het gebruik van de trambanen ter plaatse van het Proveniersplein in geval van evenementen.
In hetgeen de bewonersvereniging heeft aangevoerd ten aanzien van de gevolgen van de realisering van het project, waarop de omgevingsvergunning ziet, op de verkeersveiligheid heeft de rechtbank terecht geen aanleiding gezien voor het oordeel dat het college de omgevingsvergunning om die reden niet mocht verlenen.
Het betoog faalt.
3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, griffier.
w.g. Hoekstra w.g. Van Driel
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 juli 2015
414-761.