Uitspraak 201403207/1/A3

Tegen: de Commissie voor Administratieve Geschillen van de provincie Gelderland

Proceduresoort: Hoger beroep

Rechtsgebied: Algemene kamer - Hoger Beroep - Wegenwet

ECLI: ECLI:NL:RVS:2015:2241

201403207/1/A3.

Datum uitspraak: 15 juli 2015

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op de hoger beroepen van:

1. de Commissie voor Administratieve Geschillen van de provincie Gelderland (hierna: de commissie),

2. de stichting Stichting Het Nationale Park De Hoge Veluwe (hierna: de stichting), gevestigd te Hoenderloo, gemeente Apeldoorn,

appellanten,

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 11 maart 2014 in zaken nrs. 13/2885, 13/2886 en 13/2979 in het geding tussen:

1. de raad van de gemeente Ede,

2. vereniging Otterlo's Belang (hierna: de vereniging), gevestigd te Otterlo, gemeente Ede,

3. Camping De Wije Werelt (lees: de besloten vennootschap Exploitatiemaatschappij voor Recreatie-Objecten Holpra B.V., h.o.d.n. Camping-Vacantieoord "De Wije Werelt"; hierna: Camping), gevestigd te Arnhem,

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid DroomPark De Zanding B.V. (hierna: DroomPark), gevestigd te Beekbergen, gemeente Apeldoorn,

en anderen,

en

de commissie.

Procesverloop

Bij besluit van 28 juni 2012 heeft de raad een verzoek van de stichting tot onttrekking aan de openbaarheid van de Boveneindseweg en alle overige paden in het Otterlose Bos afgewezen.

Bij besluit van 12 april 2013 heeft de commissie het door de stichting daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 28 juni 2012 vernietigd en het verzoek ingewilligd.

Bij uitspraak van 11 maart 2014 heeft de rechtbank de door onderscheidenlijk de raad, de vereniging, Camping en DroomPark daartegen ingestelde beroepen gegrond verklaard, het besluit van 12 april 2013 vernietigd en de commissie opgedragen een nieuw besluit te nemen. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak hebben de commissie en de stichting onderscheiden hoger beroepen ingesteld.

De raad, de vereniging en DroomPark hebben onderscheiden verweerschriften ingediend.

De raad en de stichting hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 december 2014, waar de commissie, vertegenwoordigd door mr. D.V. Visser-van Rooij en mr. M.M.H.J. Vroemen, beiden werkzaam bij de provincie, en de stichting, vertegenwoordigd door haar [medewerkers], bijgestaan door mr. J.G. Bos, advocaat te Rotterdam, zijn verschenen. Voorts zijn de raad, vertegenwoordigd door J. Lub, werkzaam voor de gemeente, bijgestaan door mr. T.H. Liebregts, advocaat te Nijmegen, de vereniging, vertegenwoordigd door haar [voorzitter], en DroomPark, vertegenwoordigd door J.G. Bom en A.B.J.M. Bruil, bijgestaan door mr. H. van Ravenhorst, werkzaam voor Barbarox B.V., ter zitting verschenen.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 1, eerste lid, van de Wegenwet is deze wet uitsluitend van toepassing op openbare wegen.

Ingevolge het tweede lid, onder l, worden in deze wet mede verstaan onder wegen: voetpaden, rijwielpaden, jaagpaden, dreven, molenwegen, kerkwegen en andere verkeersbanen voor beperkt gebruik.

Ingevolge artikel 4, eerste lid, is een weg openbaar:

I. wanneer hij, na het tijdstip van dertig jaren voor het in werking treden van deze wet, gedurende dertig achtereenvolgende jaren voor een ieder toegankelijk is geweest;

II. wanneer hij, na het tijdstip van tien jaren voor het in werking treden van deze wet, gedurende tien achtereenvolgende jaren voor een ieder toegankelijk is geweest en tevens gedurende dien tijd is onderhouden door het Rijk, eene provincie, eene gemeente of een waterschap;

III. wanneer de rechthebbende daaraan de bestemming van openbaren weg heeft gegeven.

Ingevolge artikel 9, eerste lid, kan een weg aan het openbaar verkeer worden onttrokken bij een besluit van de raad van de gemeente, waarin de weg is gelegen.

Ingevolge artikel 11, eerste lid, heeft iedere belanghebbende bij een weg het recht aan de raad van de gemeente, waarin de weg is gelegen ten opzichte van die weg toepassing van artikel 9 te verzoeken.

Ingevolge het tweede lid is op de voorbereiding van de beslissing op het verzoek afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) van toepassing.

Ingevolge het derde lid staat aan de verzoeker beroep op gedeputeerde staten open, indien de raad weigert aan het verzoek te voldoen.

Ingevolge artikel 49 wordt een weg die op de legger voorkomt aangemerkt als te zijn openbaar onder geen andere dan de uit de legger blijkende beperkingen in het gebruik, tenzij bewezen mocht worden dat na de vaststelling van de legger of na de wijziging, waarbij de weg op de legger is gebracht, de weg heeft opgehouden openbaar te zijn.

2. Het Otterlose Bos (hierna: het bos) is door een grondruil met Natuurmonumenten in 2002 eigendom geworden van de stichting. Het bos is opengesteld voor recreatie tussen zonsopkomst en zonsondergang op wegen en paden, maar niet voor gemotoriseerd verkeer. De Boveneindseweg is opgenomen op de wegenlegger van 1971, de overige paden in het bos niet.

3. De stichting heeft verzocht om het deel van de Boveneindseweg dat zich in het bos bevindt (hierna: de weg) en de overige paden in het bos aan het openbaar verkeer te onttrekken, voor zover rechtens vereist. De stichting heeft het verzoek ingediend omdat zij het bos aan het Nationale Park De Hoge Veluwe (hierna: het park) wil toevoegen. Door de onttrekking kan het bos omrasterd worden en het raster tussen het bos en het park weggehaald worden, waardoor een aaneengesloten natuurgebied met vrije doorgang voor grofwild ontstaat, overeenkomstig het provinciale beleid. De stichting stelt dat het bos beschermd natuurgebied is en dat de verstoring ervan in het belang van de bescherming van de dieren en de habitatten zo veel mogelijk dient te worden vermeden. Het onttrekken van de weg aan de openbaarheid zal leiden tot verlichting van de recreatiedruk op het bos, waardoor het leefklimaat van dieren en de kwaliteit van de habitatten zullen toenemen, aldus de stichting.

4. De raad heeft het verzoek afgewezen. Tegen deze afwijzing heeft de stichting administratief beroep ingesteld bij de commissie. De commissie heeft het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. De commissie heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat de weg een openbaar karakter heeft en dat de belangen van de stichting bij bescherming van haar eigendommen tegen onrechtmatige inbreuken daarop en bij bescherming en ontwikkeling van de natuur dusdanig zwaarwegend zijn, dat zij dienen te prevaleren boven het algemeen belang bij openbaarheid van de weg. Voorts heeft de commissie zich op het standpunt gesteld dat de overige paden in het bos, anders dan de weg, niet openbaar zijn, zodat het verzoek voor deze paden niet nodig is.

5. Tegen het besluit van de commissie hebben onder meer de raad, de vereniging, Camping en DroomPark onderscheiden beroepen ingesteld. De stichting heeft tegen dit besluit geen beroep ingesteld.

6. De rechtbank heeft het besluit van de commissie vernietigd, omdat niet voldoende is gemotiveerd waarom de belangen van de stichting in redelijkheid dienen te prevaleren boven de belangen van de raad, de vereniging, Camping en DroomPark en het algemeen belang bij openbaarheid van de weg. Volgens de rechtbank relativeert het rapport van EGG consult Everts & De Vries ecologisch advies- en onderzoeksbureau (hierna: EGG consult) van 7 december 2012 de belangen van de stichting, nu volgens dit rapport niet voldoende is gemotiveerd dat het plan van de stichting om het bos bij het park te voegen noodzakelijk is om de Natura 2000-doelen te halen en evenmin is onderzocht of deze doelen ook op een andere manier kunnen worden behaald dan door onttrekking van de weg aan de openbaarheid.

Voorts overweegt de rechtbank dat zij de stelling van de stichting, dat er voor realisering van een open wildbaan geen andere mogelijkheid is dan onttrekking van de weg aan het openbaar verkeer, niet kan volgen. Volgens de rechtbank is een lokale verlaging van het raster een optie, temeer nu in het raster tussen het bos en het park al vele jaren een insprong aanwezig is voor de uitwisseling van roodwild. Volgens de rechtbank zijn er ook alternatieven om de overlast en vernielingen door ATB-ers, fietsers en crossmotoren terug te dringen. De geconstateerde overlast acht de rechtbank in ieder geval geen dragende grond voor onttrekking van de weg aan de openbaarheid.

Tot slot heeft de rechtbank overwogen dat de commissie zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de overige paden in het bos geen openbare wegen zijn.

Ontvankelijkheid Camping en DroomPark

7. De stichting betoogt dat de rechtbank Camping en DroomPark ten onrechte als belanghebbenden bij het onttrekkingsbesluit heeft aangemerkt. Zij voert aan dat Camping geen directe ontsluiting op de wegen en overige paden van het bos heeft en zich onvoldoende onderscheidt van willekeurige derden om als belanghebbende te kunnen worden aangemerkt. Camping en DroomPark worden volgens de stichting niet rechtstreeks door het besluit geraakt, nu de bereikbaarheid van deze recreatieparken door het besluit niet wordt gewijzigd, voor de bezoekers van deze recreatieparken voldoende alternatieve wandelmogelijkheden in de omgeving zijn en de weg en overige paden toegankelijk blijven via de ingang van het park. Voorts hebben Camping en DroomPark volgens de stichting niet aangetoond schade te lijden als gevolg van het besluit.

7.1. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder een belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. De wetgever heeft deze eis gesteld teneinde te voorkomen dat een ieder, in welke hoedanigheid ook, of een persoon met slechts een verwijderd of indirect belang als belanghebbende zou moeten worden beschouwd en beroep zou kunnen instellen.

De rechtbank heeft Camping en DroomPark terecht als belanghebbenden bij het onttrekkingsbesluit aangemerkt. Dat Camping en DroomPark, naar zij stellen, mogelijk financiele schade lijden is in beginsel voldoende grond om rechtstreeks belang aan te nemen bij het besluit. Het onttrekkingsbesluit ziet op de weg en overige paden in het bos die louter een recreatieve functie hebben. Dat deze recreatieparken, die in de directe omgeving van de weg en overige paden zijn gevestigd, in hun financiele belangen worden getroffen als gevolg van het onttrekkingsbesluit, acht de Afdeling tot op zekere hoogte aannemelijk gemaakt.

Het betoog faalt.

Onttrekking van de weg aan het openbaar verkeer

8. Voor zover de stichting aanvoert dat de rechtbank heeft miskend dat de weg niet openbaar is, in de zin van de Wegenwet, wordt het volgende overwogen. De commissie heeft zich in het besluit van 12 april 2013 op het standpunt gesteld dat de weg openbaar is, omdat deze op de wegenlegger van 1971 is opgenomen en de stichting niet aannemelijk heeft gemaakt dat de weg heeft opgehouden openbaar te zijn. De stichting heeft daartegen geen beroep ingesteld. Aangezien het hoger beroep is gericht tegen de uitspraak van de rechtbank, er geen reden is waarom het betoog dat de weg heeft opgehouden openbaar te zijn niet reeds bij de rechtbank kon worden aangevoerd en de stichting dit uit een oogpunt van een zorgvuldig en doelmatig gebruik van rechtsmiddelen had behoren te doen, dient dit betoog buiten beschouwing te blijven.

9. De commissie en de stichting bestrijden de overweging van de rechtbank dat het rapport van EGG consult de belangen van de stichting relativeert, omdat volgens dit rapport niet voldoende is gemotiveerd dat het voegen van het bos bij het park noodzakelijk is om de Natura 2000-doelen te behalen en evenmin is onderzocht of er andere manieren zijn om die doelen te bereiken. De commissie voert aan dat de rechtbank aldus niet heeft onderkend dat dergelijk onderzoek dient plaats te vinden in het kader van vergunningverlening op grond van de Natuurbeschermingswet 1988 en het vaststellen van een beheerplan en niet in het kader van de toepassing van artikel 9 van de Wegenwet. De commissie en de stichting bestrijden voorts de overweging van de rechtbank dat er voor realisering van een open wildbaan andere mogelijkheden zijn dan onttrekking van de weg aan de openbaarheid en dat er andere mogelijkheden zijn om overlast en vernielingen door ATB-ers, fietsers en crossmotoren terug te dringen. Verder betogen de commissie en de stichting dat de rechtbank ten onrechte heeft nagelaten om het bij haar bestreden besluit marginaal te toetsen.

9.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 30 mei 2007 in zaak nr. 200608465/1) is de in artikel 9, eerste lid, van de Wegenwet neergelegde bevoegdheid discretionair van aard. Het bevoegd gezag komt ter zake een ruime mate van beleidsvrijheid toe. De rechter dient de aanwending daarvan te beoordelen aan de hand van de maatstaf of er strijd is geweest met wettelijke voorschriften dan wel of de betrokken belangen op zodanig onevenwichtige wijze zijn afgewogen, dat niet in redelijkheid tot verlening van de gevraagde onttrekking van de weg aan het openbaar verkeer kon worden overgegaan.

De commissie heeft zich naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat met de onttrekking van de weg aan het openbaar verkeer het belang van de stichting bij bescherming van haar eigendommen tegen onrechtmatige inbreuken daarop en bij bescherming en ontwikkeling van de natuur is gediend. De stichting heeft deze belangen gemotiveerd met verwijzing naar onder meer het rapport "Verslechterings- en verstoringstoets aanleg fietspad Boveneindseweg te Otterlo" van 4 februari 2010 van Ecoconsultancy b.v., een rapport van 21 februari 2012 betreffende overtredingen van april tot oktober 2012 en het rapport "Natuurtoets onttrekking Boveneindseweg Otterlose Bos" van 16 november 2012 van Bureau Schenkeveld.

De omstandigheid dat er andere mogelijkheden zouden zijn om overlast en vernielingen door ATB-ers, fietsers en crossmotoren terug te dringen en dat er andere mogelijkheden zouden zijn om een open wildbaan te realiseren dan door onttrekking van de weg aan de openbaarheid, biedt geen grond voor het oordeel dat de commissie aan de belangen van de stichting bij bescherming van haar eigendommen tegen onrechtmatige inbreuken daarop en bij bescherming en ontwikkeling van de natuur, geen betekenis heeft mogen toekennen. Datzelfde geldt voor de enkele stelling van de raad, de vereniging, DroomPark en Camping dat zich geen ernstige verstoringen door derden hebben voorgedaan en de omstandigheid dat zich in de periode van 1 januari tot 15 mei 2013 vier incidenten hebben voorgedaan en dat de gemeente enkele keren per week toezicht houdt.

De commissie klaagt voorts terecht dat de rechtbank, door te overwegen dat niet voldoende is gemotiveerd dat het voegen van het park bij het bos noodzakelijk is om de Natura-2000 doelen te behalen en dat niet is onderzocht of er andere manieren zijn om die doelen te behalen, niet heeft onderkend dat bij haar geen besluit ter zake van de vaststelling van een beheerplan of een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1988, maar een onttrekkingsbesluit op grond van de Wegenwet, ter beoordeling voorlag. De rechtbank is met de bestreden overwegingen buiten de beoordeling van het in geding zijnde onttrekkingsbesluit getreden.

9.2. De betogen slagen. Hetgeen de stichting voor het overige heeft aangevoerd over onttrekking van de weg aan de openbaarheid en de door de rechtbank gemaakte belangenafweging behoeft geen bespreking meer.

Openbaarheid van de overige paden

10. De commissie en de stichting betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de overige paden in het bos openbare wegen in de zin van de Wegenwet zijn.

10.1. Alvorens kan worden toegekomen aan beantwoording van de vraag of de overige paden openbaar zijn, dien te worden bezien of deze paden wegen in de zin van de Wegenwet zijn. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 5 maart 2008 in zaak nr. 200705655/1) is het doel van de Wegenwet het treffen van een regeling ten behoeve van het openbaar verkeer. Blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van de Wegenwet (Kamerstukken II 1929/1930, nr. 99a, blz. 1) werd een afzonderlijke bepaling, waarbij tot uitdrukking komt wat tot de wegen geacht wordt te behoren, niet nodig en niet gewenst geacht omdat voornamelijk door de praktijk zelf wordt aangegeven wat tot weg gerekend moet worden te behoren. De Wegenwet heeft betrekking op verkeersbanen die een functie vervullen ten behoeve van het afwikkelen van het openbare verkeer en die derhalve naar hun aard of functie een grote, onbepaalde publieksgroep dienen, aldus de Afdeling in die uitspraak.

10.2. De overige paden in het bos zijn, anders dan de weg, niet opgenomen op een wegenlegger. Door de stichting is onweersproken gesteld dat het hier gaat om louter recreatieve bospaden die grillig en veranderlijk van aard zijn en deels opgaan in de natuur. Onder deze omstandigheden kan naar het oordeel van de Afdeling niet gesproken worden van paden die een functie vervullen ten behoeve van het afwikkelen van het openbaar verkeer. De rechtbank heeft derhalve ten onrechte overwogen dat de overige paden in het bos openbare wegen in de zin van de Wegenwet zijn.

10.3. De betogen slagen reeds daarom. Hetgeen de commissie en de stichting voor het overige hebben aangevoerd over de openbaarheid van deze paden behoeft geen bespreking meer.

11. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd, voor zover daarbij de door de raad, de vereniging, DroomPark en Camping ingestelde beroepen gegrond zijn verklaard. De Afdeling zal vervolgens de beroepsgronden van de raad, de vereniging, DroomPark en Camping behandelen, waaraan de rechtbank niet is toegekomen.

De beroepen

12. De raad en de vereniging betogen dat de commissie ten onrechte niet gemotiveerd is ingegaan op het rapport van de EGG consultancy.

12.1. Deze betogen zijn terecht voorgedragen. Hoewel het rapport van EGG consultancy op verzoek van de commissie tot stand is gekomen, heeft de commissie de resultaten van dit rapport zonder nadere motivering terzijde gesteld. Het besluit van de commissie berust in zoverre niet op een deugdelijke motivering. De Afdeling ziet evenwel aanleiding om dit gebrek te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Awb, nu hangende de hoger beroepsprocedure, gelet op hetgeen de commissie zoals vermeld onder 9. heeft aangevoerd, is gebleken dat de commissie alsnog deugdelijk heeft gemotiveerd dat onderzoek naar het behalen van de Natura 2000-doelen in het bos, zoals EGG consultancy heeft gedaan, dient plaats te vinden in het kader van vergunningverlening op grond van de Natuurbeschermingswet 1988 en het vaststellen van een beheerplan en niet in het kader van de toepassing van artikel 9 van de Wegenwet. Zodoende is aannemelijk dat de belanghebbenden, die hierop hebben kunnen reageren, door deze schending niet zijn benadeeld.

De betogen falen.

13. De raad, de vereniging, DroomPark en Camping betogen dat de commissie zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de belangen van de stichting dusdanig zwaarwegend zijn dat zij dienen te prevaleren boven het algemeen belang bij openbaarheid van de weg. De raad en de vereniging voeren aan dat commerciele en recreatieve belangen van omwonenden en ondernemers en het belang van bezoekers van Otterlo om onbetaald gebruik te kunnen maken van de weg, zich tegen onttrekking van de weg aan de openbaarheid verzetten. Volgens DroomPark en Camping loopt een aantal belangrijke wandelroutes door het bos en is in een grondruilovereenkomst van 10 december 2002, waarbij de stichting een deel van het bos in eigendom verkreeg, afgesproken dat het bos vrij toegankelijk blijft. DroomPark en Camping betogen dat het provinciale beleid mede beoogt de natuur dichter bij de mensen te brengen. De raad en de vereniging bestrijden verder het standpunt van de commissie dat er alternatieve locaties voor recreatieve doeleinden zijn.

13.1. De commerciele en recreatieve belangen van omwonenden en ondernemers, het belang van bezoekers van Otterlo om onbetaald gebruik te kunnen maken van de weg en het belang bij bereikbaarheid van de wandelroutes door het bos, bieden geen grond voor het oordeel dat de commissie de betrokken belangen op zodanig onevenwichtige wijze heeft afgewogen, dat zij niet in redelijkheid tot verlening van de gevraagde onttrekking van de weg aan het openbaar verkeer heeft kunnen besluiten. Daartoe is redengevend dat de commissie bij de afweging van de betrokken belangen mede heeft betrokken dat het bos bereikbaar zal blijven via de ingang van het park, dat de plannen van de stichting om het bos onderdeel te laten uitmaken van de vrije wildbaan van het park in het gevoerde provinciale natuurbeleid passen en, zoals zij met juistheid heeft vastgesteld, in de directe omgeving van Otterlo nog andere natuurgebieden vrij toegankelijk zijn voor recreatieve doeleinden. Verder staan de privaatrechtelijke afspraken van de stichting niet in de weg aan de uitoefening door het bestuursorgaan van een daarvan afwijkende uitoefening van de publiekrechtelijke bevoegdheid als bedoeld in artikel 9 van de Wegenwet.

De betogen falen.

14. Gelet op hetgeen hiervoor onder 10.2 is overwogen betogen de raad, de vereniging, DroomPark en Camping tot slot tevergeefs dat de commissie heeft miskend dat de overige bospaden openbare wegen in de zin van de Wegenwet zijn.

15. De beroepen van de raad, de vereniging, DroomPark en Camping zijn ongegrond.

16. De commissie dient, gelet op het onder 12.1 overwogene, op na te melden wijze tot vergoeding van bij de raad opgekomen proceskosten te worden veroordeeld. Van bij de vereniging opgekomen proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart de hoger beroepen van de Commissie voor Administratieve Geschillen van de provincie Gelderland en de stichting Stichting Het Nationale Park De Hoge Veluwe gegrond;

II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 11 maart 2014 in zaken nrs. 13/2885, 13/2886 en 13/2979, voor zover de door de raad van de gemeente Ede, vereniging Otterlo's Belang, Camping De Wije Werelt (lees: de besloten vennootschap Exploitatiemaatschappij voor Recreatie-Objecten Holpra B.V., h.o.d.n. Camping-Vacantieoord "De Wije Werelt") en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid DroomPark De Zanding B.V. ingestelde beroepen gegrond zijn verklaard;

III. verklaart de bij de rechtbank door de raad van de gemeente Ede, vereniging Otterlo's Belang, de besloten vennootschap Exploitatiemaatschappij voor Recreatie-Objecten Holpra B.V., h.o.d.n. Camping-Vacantieoord "De Wije Werelt" en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid DroomPark De Zanding B.V. ingestelde beroepen ongegrond;

IV. veroordeelt de Commissie voor Administratieve Geschillen van de provincie Gelderland tot vergoeding van bij de raad van de gemeente Ede in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van EUR 980,00 (zegge: negenhonderdtachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

V. gelast dat de Commissie voor Administratieve Geschillen van de provincie Gelderland aan de raad van de gemeente Ede en de vereniging Otterlo's Belang het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht ten bedrage van elk EUR 318,00 (zegge: driehonderdachttien euro) vergoedt;

VI. verstaat dat de griffier aan de stichting Stichting Het Nationale Park De Hoge Veluwe het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van EUR 493,00 (zegge: vierhonderddrieennegentig euro) voor de behandeling van het hoger beroep terugbetaalt.

Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, voorzitter, en mr. T.G.M. Simons en mr. J.J. van Eck, leden, in tegenwoordigheid van mr. T.E. Larsson-van Reijsen, griffier.

w.g. Lubberdink w.g. Larsson-van Reijsen

voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 15 juli 2015

344.