Uitspraak 201402114/3/R4

Tegen: de raad van de gemeente Kaag en Braassem en het college van burgemeester en wethouders van Kaag en Braassem

Proceduresoort: Eerste aanleg - enkelvoudig

Rechtsgebied: Ruimtelijke-ordeningskamer - Bestemmingsplannen Zuid-Holland

ECLI: ECLI:NL:RVS:2015:2261

201402114/3/R4.

Datum uitspraak: 15 juli 2015

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellante], gevestigd te [plaats], en anderen (hierna: [appellant] en anderen),

appellanten,

en

1. de raad van de gemeente Kaag en Braassem,

2. het college van burgemeester en wethouders van Kaag en Braassem,

verweerders.

Procesverloop

Bij besluit van 10 februari 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "[locatie 1] en [locatie 2] te Kaag" vastgesteld.

Bij besluit van 18 februari 2014, kenmerk W20110117, heeft het college aan [vergunninghouder] een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen verleend ten behoeve van het bouwen van een steiger met golfbreker op het perceel [locatie 2] te Kaag.

Bij besluit van 18 februari 2014, kenmerk W20130012, heeft het college aan [vergunninghouder] een omgevingsvergunning voor de activiteiten bouwen en afwijken van het bestemmingsplan verleend ten behoeve van het vervangen van een loods op het perceel [locatie 2] te Kaag.

Tegen deze besluiten hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.

Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft [vergunninghouder] een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De raad en het college hebben een verweerschrift ingediend.

Er zijn nadere stukken ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 oktober 2014, waar [appellant] en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. G.J.A.M. Bogaers, advocaat te Laren NH, en de raad en het college, vertegenwoordigd door mr. V. Platteeuw en ir. J. Beelen, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar gehoord [vergunninghouder].

Bij tussenuitspraak van 10 december 2014, in zaak nr. 201402114/1/R4, heeft de Afdeling de opdracht gegeven om binnen twintig weken na de verzending van de tussenuitspraak de daarin geconstateerde gebreken in het besluit van 10 februari 2014 en het besluit van 18 februari 2014, kenmerk W20130012, te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.

Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft de raad bij besluit van 9 februari 2015 het bestemmingsplan opnieuw, gewijzigd, vastgesteld.

Voorts heeft het college bij besluit van 17 februari 2015 aan [vergunninghouder] opnieuw een omgevingsvergunning voor de activiteiten bouwen en afwijken van het bestemmingsplan verleend ten behoeve van het vervangen van een loods op het perceel [locatie 2] te Kaag.

Daartoe in de gelegenheid gesteld hebben [appellant] en anderen een zienswijze naar voren gebracht over de wijze waarop de gebreken zijn hersteld.

De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Het beroep van Stichting Beheerder Huize Elsgeest

1. Bij de tussenuitspraak heeft de Afdeling geoordeeld dat de stichting Stichting Beheerder Huize Elsgeest Vastgoed Beleggingsfonds geen belanghebbende is bij de door haar bestreden besluiten. Gelet hierop is het beroep, voor zover ingesteld door deze stichting, niet-ontvankelijk.

Besluiten van 10 februari 2014 en 18 februari 2014

1. De Afdeling heeft onder 18.2 van de tussenuitspraak overwogen dat de raad ter zitting van 29 oktober 2014 heeft toegelicht dat hij ter plaatse van het perceel [locatie 3] te Kaag heeft willen voorzien in ondergeschikte horeca, maar het gebruik van de gronden voor zelfstandige horeca niet heeft willen toestaan. Nu het plan met deze planregeling voorzag in een gebruik voor horecadoeleinden die de aan een jachthaven ondergeschikte horeca te buiten gaat, heeft de Afdeling geoordeeld dat het plan in zoverre in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) is vastgesteld.

2. Gelet op het voorgaande is het beroep tegen het besluit van 10 februari 2014 gegrond. Dat besluit dient te worden vernietigd, voor zover dat ter plaatse van het perceel [locatie 3] zelfstandige horeca mogelijk maakt.

3. De Afdeling heeft voorts onder 23.1 van de tussenuitspraak overwogen dat het college ter zitting van 29 oktober 2014 heeft erkend dat de luifel, die volgens hem onderdeel uitmaakt van het vergunde hoofdgebouw, in strijd met zijn bedoeling niet binnen het bouwvlak past. Gelet daarop heeft de Afdeling geoordeeld dat het besluit waarbij omgevingsvergunning is verleend voor de activiteiten bouwen en afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van het vervangen van een loods op het perceel [locatie 2] te Kaag is genomen in strijd met artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, gelezen in samenhang met artikel 3, lid 3.2.1, aanhef en onder a, van de planregels die horen bij het bestemmingsplan "[locatie 1] en [locatie 2] te Kaag".

4. Gelet op het voorgaande is het beroep tegen het besluit van 18 februari 2014 tot verlening van een omgevingsvergunning voor de activiteiten bouwen en afwijken van het bestemmingsplan verleend ten behoeve van het vervangen van een loods op het perceel [locatie 2] te Kaag gegrond. Dat besluit dient eveneens te worden vernietigd.

Opdrachten

5. Bij de tussenuitspraak heeft de Afdeling opdracht gegeven om binnen twintig weken na verzending van de tussenuitspraak met inachtneming van overweging 18.2 het besluit tot vaststelling van het plan te wijzigen.

6. De Afdeling heeft voorts opdracht gegeven om binnen twintig weken na verzending van de tussenuitspraak met inachtneming van overweging 23.1 het besluit waarbij omgevingsvergunning is verleend voor de activiteiten bouwen en afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van het vervangen van een loods op het perceel [locatie 2] te Kaag te wijzigen, dan wel het besluit tot vaststelling van het plan te wijzigen door toekenning van een groter bouwvlak.

Het besluit van 9 februari 2015

7. Bij besluit van 9 februari 2015 heeft de raad het plan opnieuw, gewijzigd, vastgesteld en daarmee het besluit van 10 februari 2014 vervangen.

8. De raad heeft aan het besluit van 9 februari 2015 ten grondslag gelegd dat het - anders dan ter zitting van 29 oktober 2014 tot uitdrukking is gebracht - niet zijn bedoeling is geweest om ter plaatse van het perceel [locatie 3] ondergeschikte horeca mogelijk te maken. Bedoeld was aan te geven dat ondergeschikte detailhandel wenselijk werd geacht, aldus de raad. Daarom heeft de raad bij besluit van 9 februari 2015 ter plaatse alle vormen van horeca uitgesloten.

8.1. Uit de zienswijze leidt de Afdeling af dat [appellant] en anderen op dit punt geen bezwaren hebben tegen het herstelbesluit.

9. De raad heeft aan het besluit van 9 februari 2015 voorts ten grondslag gelegd dat hij op het perceel [locatie 3] wenst te voorzien in de vervanging van de loods, overeenkomstig de door [vergunninghouder] aangevraagde omgevingsvergunning. Bij besluit van 9 februari 2015 is daarom een bouwvlak toegekend dat deze vervanging mogelijk maakt.

9.1. Uit de zienswijze leidt de Afdeling af dat [appellant] en anderen op dit punt evenmin bezwaren hebben tegen het herstelbesluit.

10. Gelet op het voorgaande is het beroep tegen het besluit van 9 februari 2015 ongegrond.

Besluit van 17 februari 2015

11. Bij besluit van 17 februari 2015 heeft het college opnieuw een omgevingsvergunning verleend voor de activiteiten bouwen en afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van het vervangen van een loods op het perceel [locatie 2] te Kaag.

11.1. Uit de zienswijze leidt de Afdeling af dat [appellant] en anderen geen bezwaren hebben tegen dit besluit. Gelet daarop is het beroep tegen het besluit van 17 februari 2015 ongegrond.

Verwerking www.ruimtelijkeplannen.nl

12. Uit oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen het hierna in de beslissing nader aangeduide onderdeel van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.

Proceskosten

13. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. Voor de vergoeding van de deskundigenrapporten wordt een forfaitair bedrag van EUR 75,00 per uur gehanteerd. Op de aan het Formulier proceskosten gehechte factuur is vermeld dat de deskundige 30 uren heeft besteed aan het opstellen van de deskundigenrapporten. Het te vergoeden bedrag voor het opstellen van deze rapporten bedraagt derhalve EUR 2250,00.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het beroep niet-ontvankelijk, voor zover ingesteld door de stichting Stichting Beheerder Huize Elsgeest Vastgoed Beleggingsfonds;

II. verklaart het beroep tegen het besluit van 10 februari 2014, voor zover ontvankelijk, gegrond;

III. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Kaag en Braassem van 10 februari 2014 tot vaststelling van het bestemmingsplan "[locatie 1] en [locatie 2] te Kaag", voor zover ter plaatse van het perceel [locatie 3] zelfstandige horeca mogelijk wordt gemaakt;

IV. verklaart het beroep tegen het besluit van 18 februari 2014, kenmerk W20130012, voor zover ontvankelijk, gegrond;

V. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Kaag en Braassem van 18 februari 2014, kenmerk W20130012, tot verlening van een omgevingsvergunning voor de activiteiten bouwen en afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van het vervangen van een loods op het perceel [locatie 2] te Kaag;

VI. verklaart het beroep tegen het besluit van 9 februari 2015, voor zover ontvankelijk, ongegrond;

VII. verklaart het beroep tegen het besluit van 17 februari 2015, voor zover ontvankelijk, ongegrond;

VIII. draagt de raad van de gemeente Kaag en Braassem op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde dictumonderdeel III. wordt verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl;

IX. veroordeelt de raad van de gemeente Kaag en Braassem en het college van burgemeester en wethouders van Kaag en Braassem tot vergoeding van bij [appellante] en anderen in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van EUR 3.475,00 (zegge: drieduizend vierhonderdvijfenzeventig euro), waarvan EUR 1255,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;

X. gelast dat de raad van de gemeente Kaag en Braassem en het college van burgemeester en wethouders van Kaag en Braassem aan [appellante] en anderen het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van EUR 328,00 (zegge: driehonderdachtentwintig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.

Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. K.M. van Leeuwen-Gerkema, griffier.

w.g. Van Diepenbeek w.g. Van Leeuwen-Gerkema

lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 15 juli 2015

472-786.