Definitieve regeling voor het kinderpardon is dode letter (09-07-15)
In de praktijk blijkt het onmogelijk om aan de voorwaarden voor het kinderpardon te voldoen
Om in aanmerking te kunnen komen voor de definitieve regeling van het kinderpardon moet het gezin aantonen alles gedaan te hebben om vrijwillig terug te keren zonder dat dit resultaat heeft gehad. Deze eisen zijn dermate zwaar dat vrijwel niemand hieronder zal vallen.
Naar aanleiding van een uitspraak van de Raad van State van 29 juni jl. is duidelijk geworden dat criteria voor de definitieve regeling van het kinderpardon zodanig strikt zijn dat bijna geen enkel kind hiervoor in aanmerking zal komen. Er is namelijk gekozen voor vereisten die overeenkomen
met het zogenaamde buitenschuld-beleid. Een beleid dat is ingesteld om (in theorie) te waarborgen dat vreemdelingen die buiten hun schuld om niet terug kunnen keren naar hun land van herkomst omdat ze de benodigde reisdocumenten niet kunnen verkrijgen, een verblijf. Hierbij moet de vreemdeling
onder andere zelf contact hebben gezocht met de DT&V en de IOM voor bemiddeling bij terugkeer. De bewijslast om aan te tonen dat iemand buiten zijn schuld om niet aan reisdocumenten kan komen is echter zeer hoog waardoor men hier slechts zelden voor in aanmerking komt.
In de definitieve regeling van het kinderpardon, welke na de overgangsregeling is gekomen (waar in de praktijk ook genoeg haken en ogen aan zaten, zie ook onze berichtgeving over de burgemeestersoproep voor een ruimer kinderpardon welke door de overgrote meerderheid van Nederlandse
burgemeesters werd gesteund), is gekozen om aan te sluiten bij de criteria uit het buitenschuldbeleid. In het kader van de definitieve regeling van het kinderpardon wordt zelfs nog verder gegaan door te vereisen dat er vanaf met moment van de afwijzing van de eerste asielaanvraag tot het
moment dat het kind 5 jaar in Nederland is, de gehele tijd wordt meegewerkt aan vertrek.
In een uitspraak van 29 juni 2015 bevestigt de Raad van State deze praktijk nogmaals. "De cumulatieve voorwaarden die door de staatssecretaris in het beleid zijn vastgesteld ter beoordeling van de vraag of vreemdelingen in redelijkheid de stappen hebben ondernomen om invulling te geven aan hun
vertrekplicht in de periodes dat dat van hen kon worden verlangd, zijn niet kennelijk onredelijk." Hiermee gaat de Raad van State wederom voorbij aan de uitspraak van de Hoge Raad van 21 september 2012 waarin wordt vastgesteld dat kinderen niet verantwoordelijk mogen worden gehouden voor
gedragingen van hun ouders. In de uitvoering van het kinderpardon, een regeling die een oplossing zou moeten brengen voor in onze maatschappij gewortelde kinderen, wordt structureel voorbij gegaan aan het belang van deze kinderen door gedragingen van hun ouders aan deze kinderen tegen te
werpen. Ook als er niet eens sprake is van 'foute' gedragingen van de ouders maar slechts -in de ogen van de IND althans- onvoldoende inzet om vrijwillig terug te keren wordt dit gebruikt als argument om gewortelde kinderen een status te onthouden.
Klik hier voor de uitspraak van de Raad van State van 29 juni 2015
Deel