Beoordeling geloofwaardigheid seksuele gerichtheid moet duidelijker
De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie moet verduidelijken hoe hij in concrete zaken de geloofwaardigheid van de seksuele gerichtheid van vreemdelingen beoordeelt. Dat blijkt uit een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van vandaag (8 juli 2015) over de asielaanvragen van drie mannen uit Gambia, Afghanistan en Oeganda. Tegen de uitspraak is geen hoger beroep mogelijk.
Achtergrond
In deze zaken wilden de vreemdelingen vanwege hun seksuele gerichtheid in Nederland voor asiel in aanmerking komen. De staatssecretaris heeft hun asielaanvragen echter afgewezen omdat hij de seksuele gerichtheid van de vreemdelingen ongeloofwaardig vindt. In deze zaken stelde de Afdeling bestuursrechtspraak eerder prejudiciele vragen aan het Hof van Justitie in Luxemburg. Zij wilde weten welke grenzen het recht van de Europese Unie stelt aan het onderzoek en de beoordeling van de geloofwaardigheid van een seksuele gerichtheid.
Algemene werkwijze
De Afdeling bestuursrechtspraak is van oordeel dat de werkwijze die de staatssecretaris in het algemeen hanteert bij het onderzoek naar de geloofwaardigheid van de seksuele gerichtheid van een vreemdeling, binnen de grenzen van het Unierecht blijft. Zo stelt de staatssecretaris geen vragen over seksuele activiteiten van vreemdelingen en betrekt hij geen beeldmateriaal van seksuele handelingen van vreemdelingen in zijn onderzoek en beoordeling. Anders dan in andere landen verricht hij ook geen medisch onderzoek naar de seksuele gerichtheid van een vreemdeling.
Concrete beoordeling
De staatssecretaris heeft echter niet duidelijk gemaakt hoe hij de geloofwaardigheid van de seksuele gerichtheid in concrete gevallen wel beoordeelt. Zo heeft de staatssecretaris "niet inzichtelijk gemaakt op welke vragen en antwoorden het zwaartepunt ligt en hoe hij de gegeven antwoorden waardeert en onderling weegt". Omdat er geen beleidsregel of vaste gedragslijn is op basis waarvan de staatssecretaris de seksuele gerichtheid onderzoekt en beoordeelt, is het ook voor de bestuursrechter niet mogelijk om een besluit op dit punt effectief te toetsen. Het is nu aan de staatssecretaris om hieraan in het vreemdelingenbeleid nader invulling te geven.
Nieuwe besluiten
Omdat de staatssecretaris onvoldoende heeft kunnen verduidelijken hoe hij de geloofwaardigheid van de seksuele gerichtheid van de drie vreemdelingen heeft beoordeeld, zal hij opnieuw moeten beslissen op de asielaanvragen van deze vreemdelingen, met inachtneming van deze uitspraak.