Speech minister Asscher tijdens de Nationale Herdenking Nederlands slavernijverleden

Toespraak | 01-07-2015

Speech minister Asscher tijdens de Nationale Herdenking Nederlands slavernijverleden in het Oosterpark in Amsterdam op 1 juli 2015.

Paramaribo. 1848.

Een vrouw van een jaar of veertig aarzelt voor de deur van een kapitaal houten woonhuis.

Niet de voordeur, maar de zijdeur, apart voor slaven. In die tijd zonder gene `negerpoort' genoemd.

De vrouw vraagt of ze `de meesteres van het huis' mag spreken.

Die komt en krijgt een verbijsterend verzoek.

De vrouw vertelt dat ze sinds kort geen slaaf meer is. Haar `meester' heeft haar vrijgelaten. Maar haar dochter van dertien, Sylvia, wil hij niet laten gaan. Daar wil hij geld voor hebben.

Daarom smeekt ze om een gunst. Als mevrouw zo goed zou willen zijn om Sylvia te kopen en als slavenmeisje in huis te nemen, dan gaat zij hard aan het werk om haar dochter binnen een paar jaar van mevrouw vrij te kopen...

Dames en heren,

Een moeder die haar kind moet kopen van mensen die zich de eigenaar wanen...

Waanzin.

Hoe konden mensen denken dat ze het recht hadden om andere mensen tot slaaf te maken?

Hoe konden mensen zo onrechtvaardig, zo onmenselijk zijn?

Het is voor mij van onschatbare waarde om daar hier, met elkaar, bij stil te staan.

Hoe lang het ook geleden is, we mogen nooit vergeten hoe veel er geleden is.

Herdenken moet. Nu en in de toekomst.

(*Het kabinet zal hieraan blijven bijdragen.)

Om ons bewust te blijven van de schande van de slavernij en de pijn van de slachtoffers.

De pijn van onschuldige kinderen als Sylvia.

De heer des huizes vond het een goed idee om haar, voor niet al te veel geld, te kopen en als `prive slavin' in huis te halen.

Even leek de droom van Sylvia en haar moeder uit te komen...

Maar het werd een nachtmerrie.

Meneer kon zijn ogen niet van het jonge meisje afhouden.

Mevrouw hanteerde de zweep.

En op het moment dat moeder genoeg had verdiend om haar dochter vrij kopen, kreeg ze te horen dat de prijs omhoog was gegaan.

Paramaribo kreeg lucht van het misbruik. Om een schandaal te voorkomen, besloot mevrouw het meisje ver weg te sturen.

Naar een afgelegen plantage.

Om daar als `plantage slavin' op het land te werken.

Een paar jaar later werd de slavernij afgeschaft, maar kwam er daarmee ook een eind aan het achterlijke denken dat erachter zat?

De gedachte dat niet iedereen gelijk is.

Het domme denken dat je andere mensen als minderwaardig mag behandelen omdat ze een andere kleur of een andere afkomst hebben.

Laten we elkaar in de ogen kijken en die ongemakkelijke vraag stellen: is die gedachte helemaal verdwenen?

Nee. Helaas.

We zien nog steeds dat mensen, kinderen, op hun kleur en afkomst, worden beoordeeld.

Veroordeeld.

Dat ze minder kansen krijgen op school,

minder kansen krijgen op een stageplek,

minder kansen krijgen bij sollicitaties.

Met het afschaffen van de slavernij is het racisme niet uit onze samenleving verdwenen.

Daarom moeten we het bewuste en onbewuste racisme blijven bestrijden.

Daarom moeten we in gesprek blijven en elkaar blijven ontmoeten.

Daarom moeten we onze geschiedenis onder ogen zien en ons samen sterk maken voor een toekomst waarin kinderen op kunnen groeien met gelijke rechten en kansen.

(Daar staat Keti Koti ook voor.)

Ieder kind verdient het om in vrijheid en veiligheid en zonder last van vooroordelen op te groeien.

De slaven van het verleden kunnen we niet meer bevrijden, maar een toekomst van gelijkwaardigheid voor iedereen is de opdracht voor ons allen.

Vragen? Bel Informatie Rijksoverheid: 1400

Verantwoordelijk ministerie

* Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid