Uitspraak 201404881/1/A3

Tegen: de burgemeester van Amsterdam

Proceduresoort: Hoger beroep

Rechtsgebied: Algemene kamer - Hoger Beroep - Verordeningen

201404881/1/A3.

Datum uitspraak: 1 juli 2015

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op de hoger beroepen van:

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Amsterdam Open Air B.V., gevestigd te Amsterdam,

2. de burgemeester van Amsterdam,

3. de vereniging Bewonersvereniging Nellestein, gevestigd te Amsterdam, en [appellant sub 3A], [appellant sub 3B], [appellant sub 3C], [appellant sub 3D] en [appellant sub 3E], wonend te Amsterdam (hierna: de omwonenden),

appellanten,

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 30 april 2014 in zaken nrs. 12/5507 en 14/348 in het geding tussen:

de omwonenden

en

de burgemeester.

Procesverloop

Bij besluit van 27 april 2012 heeft de burgemeester een evenementenvergunning verleend aan Sky Concepts & Events B.V., rechtsvoorganger van Amsterdam Open Air, voor het dancefestival Amsterdam Open Air 2012 op 26 en 27 mei 2012 in het Gaasperpark.

Bij besluit van 28 september 2012 heeft de burgemeester het door de omwonenden daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij besluit van 16 mei 2013 heeft de burgemeester een evenementenvergunning verleend aan Amsterdam Open Air voor het dancefestival Amsterdam Open Air 2013 op 8 en 9 juni 2013 in het Gaasperpark.

Bij besluit van 5 december 2013 heeft de burgemeester het door de omwonenden daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 30 april 2014 heeft de rechtbank de door de omwonenden tegen de besluiten van 28 september 2012 en 5 december 2013 ingestelde beroepen gegrond verklaard, die besluiten vernietigd maar bepaald dat de rechtsgevolgen ervan in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak hebben Amsterdam Open Air, de burgemeester en de omwonenden hoger beroep ingesteld.

De omwonenden hebben een verweerschrift ingediend.

De omwonenden hebben een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 april 2015, waar Amsterdam Open Air, vertegenwoordigd door mr. M.L. Diepenhorst, advocaat te Amsterdam, en [medewerker], werkzaam bij Amsterdam Open Air, de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. W.D. de Vos, advocaat te Amsterdam, mr. R.M.E. de Vries, F.J.A. Gossink, beiden werkzaam bij de gemeente, en ing. G.B. Houtkamp, werkzaam bij Groengebied Amstelland, en de omwonenden, vertegenwoordigd door mr. J. Rutteman, advocaat te Amsterdam, en [medewerker], werkzaam bij de bewonersvereniging, zijn verschenen.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 2.1, aanhef en onder 1, van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 van de gemeente Amsterdam (hierna: APV) wordt onder evenement als bedoeld in de artikelen 2.40 tot en met 2.46 verstaan het geheel van activiteiten dat plaatsvindt bij een voor publiek toegankelijke gebeurtenis op of aan de weg of het openbaar water met een openbaar dan wel besloten karakter.

Ingevolge artikel 2.40, eerste lid, is het verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te houden.

Ingevolge artikel 2.43, aanhef en onder c, kan de burgemeester de vergunning weigeren als naar zijn oordeel het evenement zich niet verdraagt met het karakter of de bestemming van de plaats waar het wordt gehouden.

2. De burgemeester heeft aan de handhaving van beide evenementenvergunningen ten grondslag gelegd dat deze niet wegens strijd met het bestemmingsplan krachtens artikel 2.43, aanhef en onder c, van de APV hoefden te worden geweigerd. Bij de handhaving van de evenementenvergunning voor 2012 heeft hij daartoe van belang geacht dat er weliswaar strijd is met het bestemmingsplan omdat op de desbetreffende gronden slechts lichte recreatie is toegestaan, maar dat het om een evenement gaat dat slechts eenmaal per jaar plaatsvindt en dat van het bestemmingsplan incidenteel kan worden afgeweken. Bij de handhaving van de evenementenvergunning voor 2013 heeft hij zich op het standpunt gesteld dat hoewel het evenement geen vorm van lichte recreatie is er geen strijd is met het bestemmingsplan omdat het om ruimtelijk niet relevant, kortdurend en incidenteel gebruik gaat. Bovendien gaat het om gebruik in het verlengde van de bestemming, aldus de burgemeester.

3. De rechtbank heeft de handhaving van de evenementenvergunningen voor 2012 en 2013 vernietigd omdat de burgemeester ter zitting de motivering van die handhaving heeft gewijzigd door zich op het standpunt te stellen dat zowel lichte als zware recreatie is toegestaan op de desbetreffende gronden. De rechtbank heeft evenwel aanleiding gezien de rechtsgevolgen van de vernietigde besluiten in stand te laten. Volgens haar is er weliswaar strijd met het bestemmingsplan omdat dit alleen licht recreatief gebruik toelaat op de desbetreffende gronden en de evenementen een vorm van zware recreatie zijn, maar heeft de burgemeester zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de evenementenvergunningen niet krachtens artikel 2.43, aanhef en onder c, van de APV geweigerd behoefden te worden, nu concreet zicht op legalisering bestond via verlening van een omgevingsvergunning.

4. De burgemeester en Amsterdam Open Air betogen dat de rechtbank ten onrechte tot het oordeel is gekomen dat het gebruik van het Gaasperpark voor het festival Amsterdam Open Air in strijd is met het bestemmingsplan zodat naast een evenementenvergunning ook een omgevingsvergunning is vereist.

Zelfs als er strijd met het bestemmingsplan zou zijn, verplicht de APV volgens de burgemeester en Amsterdam Open Air niet tot weigering van de vergunning, nu artikel 2.43, aanhef en onder c, van de APV een 'kan-bepaling' is, die de burgemeester beoordelings- en beleidsvrijheid biedt. Voorts wijzen zij erop dat de APV op handhaving van de openbare orde ziet en niet op de ruimtelijke aanvaardbaarheid van een evenement. Artikel 2.43, aanhef en onder c, van de APV dient zo te worden gelezen dat een evenementenvergunning kan worden geweigerd indien de bestemming van het desbetreffende terrein van dien aard is dat gevreesd moet worden dat een evenement op dat terrein onevenredig nadelige gevolgen zal hebben voor de handhaving van de openbare orde. Dat doet zich bij de hier voorliggende evenementen volgens de burgemeester en Amsterdam Open Air niet voor.

De omwonenden betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het festival ondanks strijd met het bestemmingsplan mocht worden toegestaan. Volgens hen heeft de rechtbank ten onrechte geoordeeld dat verlening van een omgevingsvergunning mogelijk zou zijn.

4.1. In artikel 2.43, aanhef en onder c, van de APV is bepaald dat de burgemeester een evenementenvergunning kan weigeren als naar zijn oordeel het evenement zich niet verdraagt met het karakter of de bestemming van de plaats waar het wordt gehouden. Weliswaar zijn de evenementen in strijd met het bestemmingsplan, zoals de Afdeling heeft geoordeeld in haar uitspraak van heden in zaak nr. 201405760/1/A3, maar dit betekent niet zonder meer dat de evenementenvergunningen dienden te worden geweigerd. Artikel 2.43, aanhef en onder c, van de APV voorziet in een bevoegdheid tot weigering van de vergunning. Louter ruimtelijke belangen kunnen niet aan verlening van de evenementenvergunningen in de weg staan. De artikelen 2.40 en 2.43 van de APV zijn immers geplaatst in hoofdstuk 2 van de APV, met het opschrift "Orde en veiligheid". Gezien de plaats van deze bepalingen in de APV, kan een evenementenvergunning slechts in verband met het belang van orde en veiligheid worden geweigerd. Gelet hierop is, anders dan waarvan de rechtbank is uitgegaan, in het kader van de belangenafweging die de burgemeester ingevolge artikel 2.43, aanhef en onder c, van de APV dient te maken niet bepalend of een omgevingsvergunning kan worden verleend.

De betogen van de burgemeester en Amsterdam Open Air slagen.

4.2. Gezien het onder 4.1. overwogene, kan hetgeen de omwonenden aanvoeren over de mogelijkheid van verlening van een omgevingsvergunning niet leiden tot het daarmee beoogde resultaat. Voorts hebben zij niet betwist dat het terrein waar de evenementen plaatsvonden, dat oorspronkelijk is aangelegd voor het evenement Floriade 1982, uit het oogpunt van orde en veiligheid geschikt was voor de evenementen. Derhalve is er geen grond om het in stand laten van de rechtsgevolgen door de rechtbank onjuist te achten.

Het betoog van de omwonenden faalt.

5. De hoger beroepen van de burgemeester en Amsterdam Open Air zijn gegrond. Redelijke toepassing van artikel 8:109, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht brengt met zich dat van de burgemeester geen griffierecht wordt geheven. Met toepassing van artikel 8:114, tweede lid, van die wet zal de Afdeling bepalen dat de griffier van de Raad van State aan Amsterdam Open Air het door haar betaalde griffierecht voor het hoger beroep terugbetaalt. Het hoger beroep van de omwonenden is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank dient met verbetering van gronden te worden bevestigd voor zover aangevallen.

6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het hoger beroep van de burgemeester van Amsterdam gegrond;

II. verklaart het hoger beroep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Amsterdam Open Air B.V. gegrond;

III. verklaart het hoger beroep van de vereniging Bewonersvereniging Nellestein, [appellant sub 3A], [appellant sub 3B], [appellant sub 3C], [appellant sub 3D] en [appellant sub 3E] ongegrond;

IV. bevestigt de uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen;

V. bepaalt dat de griffier van de Raad van State aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Amsterdam Open Air B.V. het door haar betaalde griffierecht in hoger beroep ten bedrage van EUR 493,00 (zegge: vierhonderddrieennegentig euro) terugbetaalt.

Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, voorzitter, en mr. G.M.H. Hoogvliet en mr. C.M. Wissels, leden, in tegenwoordigheid van mr. H. Herweijer, griffier.

w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Herweijer

voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 1 juli 2015

582-805.