Uitspraak 201310937/2/R4
Tegen: de raad van de gemeente Lansingerland
Proceduresoort: Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechtsgebied: Ruimtelijke-ordeningskamer - Bestemmingsplannen Zuid-Holland
201310937/2/R4.
Datum uitspraak: 20 mei 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, allen wonend te Bergschenhoek, gemeente Lansingerland,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Lansingerland,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 26 september 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Oosteindsepolder en Warmoeziersweg" gewijzigd vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder anderen [appellant] en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De raad heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 juli 2014, waar [appellant] en anderen, bij monde van [gemachtigde], bijgestaan door J.P. Janse, en de raad, vertegenwoordigd door mr. R. Kazem en drs. W.L. Zwijnenburg, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Bij uitspraak, onderscheidenlijk tussenuitspraak van 8 oktober 2014 in zaak nr. 201310937/1/R4 (hierna: de tussenuitspraak) heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 26 weken na de verzending van de tussenuitspraak het daarin omschreven gebrek in het besluit van 26 september 2013 te herstellen. Deze uitspraak is aangehecht.
Met toepassing van artikel 8:57, tweede lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heeft de Afdeling bepaald dat een tweede onderzoek ter zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. In de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 26 weken na verzending van de tussenuitspraak met inachtneming van overweging 8.4 toereikend te motiveren waarom binnen het plandeel met de bestemming "Wonen - Woonwagenstandplaats" voor het woonwagenkamp aan de Bosland te Bergschenhoek maximaal vijf woonwagens zijn toegestaan, dan wel een andere planregeling vast te stellen voor het plandeel met de bestemming "Wonen - Woonwagenstandplaats".
2. Bij brief van 2 april 2015 heeft de raad verzocht om de in tussenuitspraak gegeven termijn te verlengen tot 22 juli 2015. In deze brief wijst de raad op het gevoerde ambtelijk overleg met [appellant] en anderen en voorts op de interne procedure van de raad, die loopt via het college van burgemeester en wethouders, de commissiebehandeling en vervolgens besluitvorming in de raad.
2.1. De tussenuitspraak verplicht, gelet op artikel 8:51a, tweede lid, van de Awb, het gebrek te herstellen binnen de daartoe gestelde termijn. Deze termijn kan door de Afdeling worden verlengd in het geval het verzoek tot verlenging tijdig wordt gedaan en in de motivering van het verzoek omstandigheden naar voren zijn gebracht die redelijkerwijs niet al voor het doen van de tussenuitspraak naar voren hadden kunnen worden gebracht en die niet te wijten zijn aan het bestuursorgaan zelf. De Afdeling heeft in de tussenuitspraak een termijn gesteld van 26 weken, rekening houdend met de noodzaak alvorens opnieuw te beslissen met [appellant] en anderen overleg te voeren. Deze omstandigheid in aanmerking genomen, is de Afdeling van oordeel dat het voeren van overleg met [appellant] en anderen en de uitgebreide interne besluitvorming binnen de gemeente via het college van burgemeester en wethouders, een raadscommissie en de raad geen omstandigheden betreffen die een verlenging van de in de tussenuitspraak gegeven termijn rechtvaardigen. Deze omstandigheden zijn namelijk al betrokken bij het bepalen van de in de tussenuitspraak gegeven termijn. Het verzoek wordt derhalve afgewezen en de Afdeling zal thans direct uitspraak doen.
3. De in de tussenuitspraak opgenomen hersteltermijn, die liep tot 8 april 2015, is ongebruikt verstreken, zodat niet is voldaan aan de door de Afdeling in de tussenuitspraak gegeven opdracht. Het in de tussenuitspraak omschreven gebrek in het besluit van 26 september 2013 is derhalve niet hersteld.
4. Gezien overweging 8.4 van de tussenuitspraak ziet de Afdeling in hetgeen [appellant] en anderen hebben aangevoerd aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit, wat betreft het plandeel met de bestemming "Wonen - Woonwagenstandplaats", onvoldoende is gemotiveerd en derhalve is genomen in strijd met artikel 3:46 van de Awb. Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit wat betreft het plandeel met de bestemming "Wonen - Woonwagenstandplaats" wegens strijd met artikel 3:46 van de Awb dient te worden vernietigd.
5. De Afdeling ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, aanhef en onder b, van de Awb, de raad op te dragen om uiterlijk 22 juli 2015 en met inachtneming van hetgeen in de tussenuitspraak is overwogen een nieuw besluit te nemen en dit besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken. Bij de voorbereiding van het nieuwe besluit behoeft geen toepassing te worden gegeven aan afdeling 3.4 van de Awb.
De Afdeling bepaalt voorts dat de raad een dwangsom verbeurt voor iedere dag dat hij in gebreke blijft de uitspraak na te leven.
6. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Lansingerland van 26 september 2013 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Oosteindsepolder en Warmoeziersweg", voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Wonen - Woonwagenstandplaats";
III. draagt de raad van de gemeente Lansingerland op om uiterlijk 22 juli 2015 met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak en in de uitspraak onderscheidenlijk tussenuitspraak van 8 oktober 2014 ten aanzien van het onder II genoemde plandeel is overwogen een nieuw besluit te nemen en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;
IV. bepaalt dat de raad van de gemeente Lansingerland aan [appellant] en anderen een dwangsom verbeurt van EUR 100,00 (zegge: honderd euro) voor elke dag waarbij hij in gebreke blijft de onder III vermelde opdracht na te komen, met een maximum van EUR 10.000,00 (zegge: tienduizend euro), met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
V. gelast dat de raad van de gemeente Lansingerland aan [appellant] en anderen het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van EUR 160,00 (zegge: honderdzestig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B. Klein Nulent, griffier.
w.g. Van Buuren w.g. Klein Nulent
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 mei 2015
767.