Baby’s in couveuse blootgesteld aan extra gezondheidsrisico’s door lekken hormoonverstorende stoffen uit medische hulpmiddelen
Baby’s in couveuse blootgesteld aan extra gezondheidsrisico’s door lekken hormoonverstorende stoffen uit medische hulpmiddelen
Haifa, Israël, 1 mei 2015 - Baby’s in de couveuse worden blootgesteld aan hormoonverstorende stoffen, Bisfenol-A (BPA) en ftalaten, die uit het plastic lekken van de medische hulpmiddelen. Wetenschappers pleiten voor vervanging met hulpmiddelen zonder deze schadelijke stoffen. Deze week verschijnt, gelijktijdig met de WHO-conferentie over Gezondheid & Milieu in Israël, een nieuw rapport dat laat zien dat ziekenhuizen in een aantal landen al volop bezig zijn met deze vervanging. Nederland blijft achter.
De non-profitorganisatie Health Care Without Harm, waarbij in Europa veel ziekenhuizen, gezondheidsdeskundigen en zelfs zeventien landen zijn aangesloten, beschrijft in dit rapport de gezondheidsrisico’s van huidige medische hulpmiddelen, waaruit de hormoonverstorende stoffen Bisfenol-A en ftalaten blijken weg te lekken, waardoor blootstelling van patiënten plaatsvindt. Het rapport geeft een lijst van veiligere alternatieven voor deze medische hulpmiddelen. Daarnaast worden goede voorbeelden beschreven van landen als Oostenrijk waar ziekenhuizen al bezig zijn om die alternatieven toe te passen op nationaal niveau. In Nederland is het Westfriesgasthuis zo’n voorloper.
Het internationale gender- en duurzaamheidsnetwerk WECF, Stichting Ecobaby en Health Care Without Harm roepen vandaag in een brief aan minister Schippers op om ook in Nederland hoge prioriteit te geven aan vervanging van medische hulpmiddelen die bisfenol A (BPA) en ftalaten bevatten. Volgens een recent rapport van de EU Commissie voor beoordeling van nieuwe gezondheidsrisico’s, SCENIHR, lopen met name vroeggeboren baby’s in intensive care en kleine kinderen die langdurig medische behandeling ondergaan, mogelijk gezondheidsschade op door blootstelling aan BPA en ftalaten. Het rapport van HCWH presenteert een analyse van veiligere alternatieven die beschikbaar zijn op de markt en pleit voor een uitfasering van ftalaten en bisfenol A (BPA) in medische hulpmiddelen.
De groep vroeg-geborenen verdient hierbij de hoogste prioriteit, omdat juist hier de blootstelling dichtbij of boven de veiligheidsgrens blijkt te zijn. Alles wordt in de neonatale afdelingen gedaan om deze baby’s een zo goed mogelijke start in het leven te geven. Juist voor die groep moet er alles aan gedaan worden om blootstelling aan potentieel schadelijke stoffen te vermijden.
WECF, Health Care Without Harm, en Stichting Ecobaby roepen daarom de minister van Volksgezondheid op om samen met de zorgsector en zorgverzekeraars zo snel mogelijk BPA en ftalaten in medische hulpmiddelen te vervangen met veiligere alternatieven.
“Betere alternatieven zijn beschikbaar voor bijna alle producten die worden gebruikt in de dagelijkse gezondheidszorg. Het is dan een kwestie van keuze: kiezen we betere alternatieven of kiezen we ervoor om het groeiende bewijs van potentieel gevaar voor onze patiënten te negeren", aldus Dr. Gavin W. ten Tusscher, kinderarts in het Westfriesgasthuis in Hoorn.
Sascha Gabizon, Algemeen Directeur van WECF, riep tijdens haar speech op de WHO-conferentie in Haifa, Israël, alle lidstaten op om onmiddellijke nationale actie te ondernemen om de hormoonverstorende stoffen uit medische hulpmiddelen uit te faseren. "De zorgsector heeft de plicht om patiënten, met inbegrip van kwetsbare groepen te beschermen, tegen blootstelling aan potentieel schadelijke stoffen. Gezondheidszorg moet niet alleen ziekte genezen maar vooral ook voorkomen”.
Lees hier: Non-Toxic Healthcare: Alternatives to Phthalates and Bisphenol A in Medical Devices
Noten:
Rapport HCWH
Rapport SCENIHR
WHO Mid Term Review van Parma tot Haifa: De verklaring van Parma bevat de eerste tijdsgebonden doelstellingen van de EHP op het milieu en gezondheid. Een van de doelstellingen van de Parma-verklaring is het aanpakken van de bezwaren van persistente, hormoonverstorende en bio-accumulerende schadelijke stoffen en nanodeeltjes; en van nieuw opkomende vraagstukken. Dit werd in 2010 geratificeerd door de lidstaten op de Vijfde Ministeriële Conferentie over Milieu en Gezondheid in Parma.