Uitspraak 201400338/1/R1

Tegen: de raad van de gemeente Edam-Volendam

Proceduresoort: Eerste aanleg - meervoudig

Rechtsgebied: Ruimtelijke-ordeningskamer - Bestemmingsplannen Noord-Holland

201400338/1/R1.

Datum uitspraak: 29 april 2015

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], beiden wonend te Volendam, gemeente Edam-Volendam,

2. [appellant sub 2], wonend te Volendam, gemeente Edam-Volendam,

en

de raad van de gemeente Edam-Volendam,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 17 oktober 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Oude Kom Volendam 2012" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellanten sub 1] en [appellant sub 2] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (hierna: StAB) heeft desverzocht een deskundigenbericht uitgebracht. [appellanten sub 1], [appellant sub 2] en de raad hebben hun zienswijze daarop naar voren gebracht.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 februari 2015, waar [appellanten sub 1], vertegenwoordigd door [gemachtigden], bijgestaan door mr. M.L. van Kleef, advocaat te Amsterdam en M. Olthoff, werkzaam bij ME2-Architecten bna, en de raad, vertegenwoordigd door A. Vink en mr. A.E. Hoekstra, beiden werkzaam bij de gemeente, en H.P. Boer, werkzaam bij ARCX, zijn verschenen.

Overwegingen

1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

Ontvankelijkheid

2. De raad betwist de ontvankelijkheid van het beroep van [appellanten sub 1], voor zover gericht tegen het plandeel voor het perceel [locatie 4]. De raad voert hiertoe aan dat zij geen eigenaar zijn van dit perceel en derhalve in zoverre geen belanghebbende zijn.

2.1. De Afdeling overweegt dat het beroep van [appellanten sub 1] is gericht tegen de plandelen voor de percelen [locatie 1], [locatie 2] en [locatie 3] en niet tegen het plandeel voor het perceel [locatie 4]. Gelet hierop mist dit betoog feitelijke grondslag.

Het plan

3. Het plan voorziet in een actuele juridisch-planologische regeling voor de oude kom van Volendam en vormt mede het instrument om de (gemeentelijke) monumenten en beeldbepalende panden te beschermen. Daartoe is aan diverse panden de dubbelbestemming "Waarde - Edams-Volendams Erfgoed" en een specifieke bouwaanduiding toegekend.

Het beroep van [appellanten sub 1]

4. [appellanten sub 1] richten zich tegen de dubbelbestemming "Waarde - Edams-Volendams Erfgoed" en de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - karakteristiek waardevol bouwwerk" voor de woningen [locatie 1], [locatie 2] en [locatie 3]. Met deze bestemming en aanduiding zijn hun woningen aangeduid als gemeentelijk monument.

[appellanten sub 1] betogen dat de gehanteerde waarderingssystematiek, die heeft geleid tot toekenning van de status als monument, onzorgvuldig is, geen ruimte biedt voor nuance en willekeur in de hand wekt, omdat deze dwingt tot het afronden naar boven van het aantal behaalde punten. Volgens hen zou de Erfgoedverordening Edam-Volendam 2010 (hierna: de erfgoedverordening), waar deze waarderingssystematiek uit voortkomt, onverbindend moeten worden verklaard.

4.1. De raad stelt dat hij gekozen heeft voor een systematiek met een erfgoedverordening in combinatie met de aanwijzing van gemeentelijke monumenten in het bestemmingsplan door middel van de dubbelbestemming "Waarde - Edams-Volendams Erfgoed". Hiermee wordt het bestemmingsplan ingezet als instrument om het cultuurhistorische erfgoed in de gemeente te beschermen. De waarderingssystematiek komt voort uit de erfgoedverordening, die is vastgesteld door de raad op 24 november 2011 en in werking is getreden op 12 januari 2012. Tijdens de inspraakprocedure zijn tegen deze systematiek geen zienswijzen ingediend, aldus de raad.

4.2. De erfgoedverordening voorziet in een methode voor het beoordelen van het cultuurhistorische belang van bouwwerken en gebieden. Aan de hand van de vastgestelde toetsingscriteria wordt beoordeeld of een bouwwerk of gebied in aanmerking komt voor aanwijzing als gemeentelijk monument. De aanwijzing geschiedt door aan een gebied of aan de gronden waarop een bouwwerk is gesitueerd in een bestemmingsplan de dubbelbestemming "Waarde - Edams-Volendams Erfgoed" toe te kennen. Differentiatie in de aard van het beschermingsregime vindt plaats door het toekennen van een aanduiding aan de gronden met deze dubbelbestemming.

Ingevolge artikel 1, onder i, gelezen in samenhang met het bepaalde onder a, d en m, van de regels van de erfgoedverordening, kent het puntensysteem de volgende onderverdeling:

I. Bouwwerk zonder status: een bouwwerk met lage cultuurhistorische en/of architectonische waarde, een cultuurhistorische waardestelling van nul tot en met zeven punten;

II. Beeldbepalende bouwwerken: een bouwwerk met gemiddelde cultuurhistorische en/of architectonische waarde, een cultuurhistorische waardestelling van acht tot en met dertien punten;

III. Karakteristiek waardevol bouwwerk: een bouwwerk met hoge cultuurhistorische en/of architectonische waarde, een cultuurhistorische waardestelling van veertien tot en met twintig punten.

Ingevolge artikel 2 wordt als gemeentelijk monument aangemerkt een onroerende zaak en/of terrein als bedoeld in artikel 1, onder l, van deze verordening, die en/of dat in een vigerend bestemmingsplan en de daarbij behorende verbeelding is aangemerkt als "Waarde - Edams-Volendams Erfgoed" met de daarbij behorende aanduiding:

a. "specifieke bouwaanduiding - karakteristiek waardevol bouwwerk";

b. "specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend bouwwerk".

4.3. Ingevolge artikel 19, lid 19.1, onder a, van de planregels zijn de voor "Waarde - Edams-Volendams Erfgoed" aangewezen gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het op die gronden aanwezige culturele erfgoed.

Ingevolge dit lid, onder b, kennen deze gronden de volgende onderverdeling van het op die gronden aanwezige cultureel erfgoed, waarbij het onder 1 t/m 4 genoemde erfgoed overeenkomstig het bepaalde in de gemeentelijke Erfgoedverordening de status heeft van gemeentelijk monument:

1. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - karakteristiek waardevol bouwwerk": karakteristiek waardevol bouwwerk, met dien verstande dat sprake is van een bouwwerk met een hoge cultuurhistorische en/of architectonische waarde waarvan het exterieur en/of interieur van het gebouw/bouwwerk, zoals omschreven in het in Bijlage 7 opgenomen cultuurhistorisch rapport, wordt beschermd;

2. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend bouwwerk": beeldbepalend bouwwerk, met dien verstande dat sprake is van een bouwwerk met een gemiddelde cultuurhistorische en/of architectonische waarde en waarvan het exterieur van het gebouw/bouwwerk, zoals omschreven in het in bijlage 7 opgenomen cultuurhistorische rapport, wordt beschermd.

Ingevolge lid 19.2, onder a, mag op deze gronden, voor zover het daarbij gaat om de beschermde gemeentelijke monumenten, uitsluitend worden gebouwd indien:

1. bebouwing mogelijk is krachtens de onderliggende bestemming en;

2. de bestaande cultuurhistorische waardestelling niet wordt aangetast door wezenlijke veranderingen in het stedenbouwkundige en architectonische beeld, bepaald door situering, massa, kapvorm, hoogtematen, gevel- en raamindeling en gevelafwerking met kleur en materiaalgebruik, zulks met inbegrip van waardevolle details en;

3. de bouwwerkzaamheden niet strijdig zijn met:

- de toegekende cultuurhistorische waardestelling zoals neergelegd in het in bijlage 7 opgenomen cultuurhistorische rapport;

- de van toepassing zijnde uitgangspunten uit de erfgoedverordening.

4.4. De Afdeling overweegt dat de gehanteerde waarderingssystematiek voortkomt uit de erfgoedverordening. Deze erfgoedverordening is een algemeen verbindend voorschrift die slechts exceptief kan worden getoetst. Deze toetsing brengt mee dat een algemeen verbindend voorschrift onverbindend wordt verklaard, indien het in strijd is met een hoger wettelijk voorschrift, dan wel indien het in strijd is met een algemeen rechtsbeginsel. Het is aan het regelgevend bevoegd gezag om de verschillende belangen, die bij het nemen van een besluit inhoudende algemeen verbindende voorschriften betrokken zijn, tegen elkaar af te wegen. De rechter heeft daarbij niet tot taak om de waarde of het maatschappelijk gewicht dat aan de betrokken belangen moet worden toegekend naar eigen inzicht vast te stellen en heeft ook overigens daarbij terughoudendheid te betrachten. Het betoog van [appellanten sub 1] dat de methodiek geen ruimte biedt voor nuance, willekeur in de hand werkt en dat niet wordt gekeken naar de totale monumentwaardigheid van de woningen, geeft geen aanleiding voor het oordeel dat de erfgoedverordening in strijd is met een hoger wettelijk voorschrift of een algemeen rechtsbeginsel. De erfgoedverordening voorziet in een aantal concrete criteria aan de hand waarvan de monumentwaardigheid van woningen in Volendam wordt beoordeeld. Deze criteria zien zowel op specifieke elementen bij de woningen als op de totale monumentwaardigheid hiervan. Voorts worden deze criteria zonder onderscheid toegepast op alle woningen in Volendam, zodat geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat de erfgoedverordening willekeurig is. Dat met een andere waarderingssystematiek tot andere uitkomsten met betrekking tot het cultuurhistorische belang van de woningen wordt gekomen, betekent voorts niet dat de in de erfgoedverordening opgenomen methode in strijd is met een hoger wettelijk voorschrift of algemeen rechtsbeginsel. Dat de waarderingssystematiek niet zou voldoen aan de Richtlijnen Bouwhistorisch Onderzoek leidt evenmin tot dit oordeel, nu deze richtlijnen niet dwingend zijn voorgeschreven. Hetgeen [appellanten sub 1] hebben aangevoerd biedt derhalve geen aanleiding voor het oordeel dat de in de erfgoedverordening opgenomen waarderingsmethode de exceptieve toets niet kan doorstaan. Het betoog faalt.

5. [appellanten sub 1] betogen voorts dat de cultuurhistorische waarde van de woningen in het rapport "Cultureel Erfgoed Oude Kom Volendam Inventarisatie" van 7 februari 2011, opgesteld door Adviesbureau MSP (hierna: het rapport van MSP), dat aan het plan ten grondslag ligt, op veel punten te hoog is gewaardeerd, waardoor de woningen ten onrechte de status van gemeentelijk monument hebben gekregen. Volgens hen is ten onrechte niet gekeken naar de totale monumentwaardigheid van de woningen, is geen sprake van karakteristieke waardevolle bouwwerken, ontbreekt in het bijzonder een hoge cultuurhistorische en/of architectonische waarde van het exterieur van de woningen en wordt een onevenredig groot belang gehecht aan het feit dat het om kleine benedendijkse woningen in een oorspronkelijke situering gaat. [appellanten sub 1] voeren in dit kader aan dat op verschillende onderdelen sprake is van een dubbeltelling, waardoor de woningen op basis van eenzelfde feit op meerdere onderdelen punten toegekend krijgen. Zij onderbouwen hun betoog met het rapport "Onderzoek monumentale waarde [locatie 1], [locatie 2], [locatie 3] en [locatie 4]" van 17 februari 2014, opgesteld door ME2-Architecten bna (hierna: het rapport van ME2), waarin het rapport van MSP is beoordeeld.

5.1. De raad stelt dat op basis van een inventarisatie door MSP panden zijn voorzien van een puntenscore en al dan niet zijn aangewezen als gemeentelijk monument. De panden [locatie 1], [locatie 2] en [locatie 3] worden op basis van hun puntenaantal in het rapport van MSP beschouwd als een zogenoemd karakteristiek waardevol bouwwerk.

5.2. In het rapport van MSP, dat ten grondslag ligt aan het plan, is een groot aantal panden bezien aan de hand van de criteria uit de erfgoedverordening. Volgens dit rapport is de totaalscore voor elk van de panden [locatie 1], [locatie 2] en [locatie 3] vijftien punten. Op grond van dit rapport is de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - karakteristiek waardevol bouwwerk" aan deze woningen toegekend.

5.3. Naar aanleiding van de beroepen heeft de raad door ARCX nader onderzoek laten doen naar de puntentelling. De resultaten hiervan zijn neergelegd in het rapport van 29 april 2014 met kenmerk 0859 over het object [locatie 1]-[locatie 2]-[locatie 3]-[locatie 4] (hierna: het rapport van ARCX). De conclusie van dit rapport is dat het aantal punten voor de cultuurhistorische waardering volgens het puntensysteem van de erfgoedverordening voor de panden [locatie 1], [locatie 2] en [locatie 3] lager uitkomt, waarmee de status zou moeten wijzigen naar een zogenoemd beeldbepalend bouwwerk.

De raad heeft naar aanleiding hiervan te kennen gegeven dat de aanduiding voor de woningen moet worden gewijzigd in de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend bouwwerk".

5.4. Nu de raad zich in zoverre op een ander standpunt stelt dan hij in het bestreden besluit heeft gedaan en niet is gebleken dat gewijzigde omstandigheden hiertoe aanleiding hebben gegeven, moet worden geoordeeld dat het bestreden besluit wat betreft deze plandelen niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid. Het betoog slaagt.

5.5. Vanuit het oogpunt van finale geschilbeslechting ziet de Afdeling niettemin aanleiding om de beroepsgronden die zijn gericht tegen de plandelen met de dubbelbestemming "Waarde - Edams-Volendams Erfgoed" en de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - karakteristiek waardevol bouwwerk" te beoordelen.

5.6. In het deskundigenbericht staat dat de vier woningen aan het [locatie 1], [locatie 2], [locatie 3] en [locatie 4] een ensemble vormen dat een herinnering is aan de stedenbouwkundige structuur aan het Noordeinde met kleine woningen onder aan de dijk en een pad vanuit de dijk ter ontsluiting van de achterliggende woningen. Volgens het deskundigenbericht zijn de vier woningen in het rapport van MSP niet apart gewaardeerd maar als collectief, omdat deze als complex zijn gebouwd en vanuit stedenbouwkundig oogpunt als een geheel te beschouwen zijn. De samenhang strekt zich ook uit naar het oorspronkelijke gebruik. Het gaat om een ensemble van gelijkgeschakelde arbeiderswoningen dat als zodanig te beschouwen is als een soort vroegtijdige, elementaire vorm van een volkswijkje. Gezien het feit dat de bebouwing langs het Noordeinde, evanals in de rest van de oude kern van Volendam, voor het grootste deel uit niet-historische (maar vaak wel historiserende) bebouwing bestaat, is het ensemble als uniek te beschouwen, aldus het deskundigenbericht.

In het deskundigenbericht zijn voorts de rapporten van MSP, ME2 en ARCX vergeleken en beoordeeld. De conclusie daarvan is dat de toelichting op de puntentoekenning bij enkele onderdelen van de waardering van MSP beperkt is en dat de vragen door ME2 op enkele onderdelen onjuist worden geinterpreteerd. Het rapport van ARCX geeft volgens het deskundigenbericht het best de cultuurhistorische waardering van de woningen weer, omdat dit rapport de woningen in de juiste lokale historische context plaatst. Op basis hiervan moeten de panden worden aangemerkt als beeldbepalend bouwwerk, aldus het deskundigenbericht.

5.7. Voor zover [appellanten sub 1] betogen dat in het deskundigenbericht niet is onderkend dat ARCX geen onafhankelijke deskundige is, overweegt de Afdeling dat ARCX weliswaar in opdracht van de raad nader onderzoek heeft gedaan, maar dat dit niet maakt dat ARCX niet als onafhankelijke deskundige kan worden aangemerkt. Niet is gebleken dat de raad de uitkomsten van het nadere onderzoek door ARCX heeft gestuurd of op andere wijze vooringenomen heeft gehandeld.

Voor zover [appellanten sub 1] betogen dat zij niet op het rapport van ARCX hebben kunnen reageren, overweegt de Afdeling dat dit rapport dateert van eind april 2014. Na ontvangst bij de Afdeling op 21 mei 2014 is dit aan alle partijen verzonden zodat zij hier desgewenst op konden reageren. [appellanten sub 1] hebben van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt.

Anders dan [appellanten sub 1] voorts betogen, bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de opdracht van de Afdeling aan de StAB te beperkt was.

5.8. Voor zover [appellanten sub 1] betogen dat in het deskundigenbericht niet is onderkend dat in het rapport van ARCX op verschillende punten sprake is van een dubbeltelling, waardoor de woningen op basis van eenzelfde feit op meerdere onderdelen punten toegekend krijgen, overweegt de Afdeling als volgt. Niet is gebleken dat in de puntentelling zodanige overlap bestaat tussen de verschillende aspecten waaraan wordt getoetst dat de woningen [locatie 1], [locatie 2] en [locatie 3] hierdoor ten onrechte zijn aangemerkt als beeldbepalend bouwwerk. Evenmin is gebleken dat de aspecten waaraan is getoetst niet van belang kunnen zijn bij het aanwijzen van een woning als monument. De Afdeling acht hierbij van belang dat in de onderbouwing van de puntentoekenning in het rapport van ARCX staat dat op de verschillende criteria steeds een ander aspect van die onderbouwing maatgevend is geweest voor de puntentoekenning, hetgeen ter zitting door Boer, opsteller van het rapport van ARCX, is toegelicht. Boer heeft te kennen gegeven dat in de onderbouwing dezelfde termen zijn gebruikt om verschillende aspecten toe te lichten, omdat dezelfde kenmerken bij meerdere onderdelen een rol spelen. De Afdeling overweegt verder dat uit de waarderingsmethode volgt dat weliswaar veel belang wordt toegekend aan de omstandigheid dat het om kleine woningen gaat die benedendijks zijn gelegen, maar dat dit geen aanleiding geeft voor het oordeel dat een onevenredig aantal punten is toegekend, zoals [appellanten sub 1] betogen. Het betoog faalt.

5.9. De Afdeling overweegt voorts dat [appellanten sub 1] het deskundigenbericht voor het overige niet hebben betwist.

Gelet hierop biedt hetgeen zij hebben aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de percelen [locatie 1], [locatie 2] en [locatie 3] als beeldbepalend bouwwerk moeten worden aangemerkt.

6. [appellanten sub 1] betogen verder dat toekenning van de dubbelbestemming "Waarde - Edams-Volendams Erfgoed" aan de percelen [locatie 1], [locatie 2] en [locatie 3] leidt tot aanzienlijke schade, nu de mogelijkheid tot sloop en herbouw daarmee is vervallen. Zij voeren in dit verband aan dat hun woningen op [locatie 1], [locatie 2] en [locatie 3] in zeer slechte staat zijn en niet geschikt zijn voor bewoning of herstel. [appellant sub 1B] wijst er op dat de verkoop van zijn woningen niet is doorgegaan wegens de toekenning van de status als gemeentelijk monument. [appellant sub 1A] was zelf voornemens om zijn woning te slopen en een nieuwe woning te realiseren.

6.1. Wat de eventueel nadelige invloed van het plan op de waarde van de percelen van [appellanten sub 1] betreft, bestaat geen grond voor de verwachting dat die waardevermindering zodanig zal zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan hij heeft gedaan.

Uit de stukken en uit het verhandelde ter zitting blijkt dat de panden in slechte staat van onderhoud verkeren en dat een van de woningen gestut wordt door een staalconstructie. De raad heeft te kennen gegeven dat inspecties hebben plaatsgevonden waarbij onder meer de onderhoudsstaat van de panden is beoordeeld. Aan de hand van dit onderzoek is geconcludeerd dat alle gemeentelijke monumenten zich voldoende kunnen handhaven, zodat de onderhoudsstaat de bescherming van de cultuurhistorische waarde niet in de weg staat, zo vermeldt de plantoelichting. Uit hetgeen [appellanten sub 1] hebben aangevoerd is niet aannemelijk geworden dat de bouwkundige staat zodanig slecht is dat de woningen niet in redelijkheid als gemeentelijk monument konden worden aangemerkt. Het betoog faalt.

7. In hetgeen [appellanten sub 1] hebben aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit voor zover dat ziet op de vaststelling van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - karakteristiek waardevol bouwwerk" voor de woningen [locatie 1], [locatie 2] en [locatie 3] is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Awb. Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit in zoverre dient te worden vernietigd.

7.1. De Afdeling ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb de raad op te dragen om voor het vernietigde plandeel met inachtneming van deze uitspraak een nieuw plan vast te stellen en zal daartoe een termijn stellen. Het door de raad te nemen nieuwe besluit behoeft niet overeenkomstig afdeling 3.4 van de Awb te worden voorbereid.

7.2. Voorts ziet de Afdeling aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:72, vijfde lid, van de Awb, zoals hierna in het dictum vermeld.

Het beroep van [appellant sub 2]

8. [appellant sub 2] richt zich tegen de dubbelbestemming "Waarde - Edams-Volendams Erfgoed" en de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend bouwwerk" voor zijn perceel [locatie 5]. [appellant sub 2] betoogt dat ten onrechte is geconcludeerd dat zijn woning een beeldbepalend bouwwerk is en dientengevolge de status van gemeentelijk monument heeft gekregen. [appellant sub 2] voert in dit verband meerdere bezwaren aan en wijst ter onderbouwing van zijn betoog op de memo van Bureau Delfgou Architectuur en Monumentadvies van 5 juni 2012 waarin het rapport van MSP is beoordeeld.

8.1. De raad stelt dat de conclusie van het rapport van ARCX van 29 april 2014 met kenmerk 0859 over het object [locatie 5] is dat de puntentelling voor de woning [locatie 5] moet worden bijgesteld van acht naar zeven punten. Als gevolg hiervan zou het pand de monumentale status verliezen. De raad heeft zich naar aanleiding hiervan op het standpunt gesteld dat aan het perceel ten onrechte de dubbelbestemming "Waarde - Edams-Volendams Erfgoed" en de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend bouwwerk" zijn toegekend.

Nu de raad zich in zoverre op een ander standpunt stelt dan hij in het bestreden besluit heeft gedaan en niet is gebleken dat gewijzigde omstandigheden hiertoe aanleiding hebben gegeven, moet worden geoordeeld dat het bestreden besluit wat betreft dit plandeel niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid. Het betoog slaagt.

9. In hetgeen [appellant sub 2] heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit voor zover dat ziet op de vaststelling van de dubbelbestemming "Waarde - Edams-Volendams Erfgoed" en de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend bouwwerk" voor het perceel [locatie 5] is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Awb. Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit in zoverre dient te worden vernietigd.

10. Uit een oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen het hierna in de beslissing nader aangeduide onderdeel van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.

Proceskosten

11. De raad dient ten aanzien van [appellanten sub 1] en [appellant sub 2] op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart de beroepen gegrond;

II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Edam-Volendam van 17 oktober 2013 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Oude Kom Volendam 2012", voor zover het betreft:

a. de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - karakteristiek waardevol bouwwerk" voor de percelen [locatie 1], [locatie 2] en [locatie 3];

b. de dubbelbestemming "Waarde - Edams-Volendams Erfgoed" en de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend bouwwerk" voor het perceel [locatie 5];

III. draagt de raad van de gemeente Edam-Volendam op om binnen zestien weken na de verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met betrekking tot punt II.a van deze beslissing;

IV. treft de voorlopige voorziening dat voor de percelen [locatie 1], [locatie 2] en [locatie 3] de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend bouwwerk" zal gelden tot het tijdstip van inwerkingtreding van het nieuwe besluit als bedoeld onder III;

V. draagt de raad van de gemeente Edam-Volendam op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onderdeel II.b wordt verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, http://www.ruimtelijkeplannen.nl;

VI. veroordeelt de raad van de gemeente Edam-Volendam tot vergoeding van de in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten:

a. bij [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] tot een bedrag van EUR 2.508,68 (zegge: tweeduizend vijfhonderdacht euro en achtenzestig cent), waarvan EUR 1.225,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;

b. bij [appellant sub 2] tot een bedrag van EUR 735,00 (zegge: zevenhonderdvijfendertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

VII. gelast dat de raad van de gemeente Edam-Volendam:

a. aan [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van EUR 160,00 (zegge: honderdzestig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;

b. aan [appellant sub 2] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van EUR 160,00 (zegge: honderdzestig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, voorzitter, en mr. G. van der Wiel en mr. F.C.M.A. Michiels, leden, in tegenwoordigheid van mr. J. Schaaf, griffier.

w.g. Drupsteen w.g. Schaaf

voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 29 april 2015

523-667.