Universiteit Leiden start taskforce Onderwijskwaliteit
Het huidige systeem van accreditatie en visitatie van onderwijs en opleidingen voldoet niet. Dat blijkt uit Leids wetenschappelijk onderzoek naar de laatste onderwijs-accreditatieronde. De bureaucratische last is te groot en verbetering van de onderwijskwaliteit wordt er onvoldoende mee bereikt. Daarom komt er een Leidse taskforce Onderwijskwaliteit.
Zelf systeem ontwerpen
Een zaal vol betrokkenen bij het Leidse onderwijs.
Een zaal vol betrokkenen bij het Leidse onderwijs.
De Leidse taskforce gaat zich richten op het ontwerpen van een systeem van kwaliteitszorg met minder administratieve lasten, meer eigenaarschap bij docenten en studenten, en meer nadruk op de verbetering van onderwijskwaliteit. Dit maakte vice-rector Simone Buitendijk bekend op de startbijeenkomst op 25 maart in de Faculty Club.
Deelname aan pilot
Recent evalueerde een stuurgroep in opdracht van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) het accreditatiestelsel voor het hoger onderwijs. De uitvoering van dit stelsel ligt in handen van de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO). De minister besluit binnenkort op basis van de aanbevelingen van de Stuurgroep of zij aanpassing van het stelsel per 1 januari 2017 gewenst vindt. De VSNU (Vereniging van Samenwerkende Nederlandse Universiteiten) staat op het standpunt dat het anders moet en dat de opleidingsaccreditaties door de NVAO moeten worden vervangen door een systeem van instellingsaccreditatie waarin universiteiten zelf verantwoordelijk zijn voor de kwaliteit en de kwaliteitsmeting van de opleidingen. De verwachting is dat OCW ruimte gaat geven voor pilots met instellingsaccreditatie. `De Universiteit Leiden wil graag aan zo'n pilot meedoen', zei Buitendijk, `en er straks klaar voor zijn. Daarom is deze taskforce ingesteld.' Die bestaat uit een gevarieerd gezelschap van studenten en stafleden die bij het onderwijs zijn betrokken. Buitendijk gaat de taskforce voorzitten.
Vertrouwen verdienen
Vice-voorzitter Simone Buitendijk licht het Leidse standpunt over accreditatie en visitatie van het onderwijs toe.
Vice-voorzitter Simone Buitendijk licht het Leidse standpunt over accreditatie en visitatie van het onderwijs toe.
`Maar kan dat wel, de slager die zijn eigen vlees keurt?', was op 25 maart een vraag uit de zaal, gevuld met zo'n vijftig portefeuillehouders onderwijs, opleidingsdirecteuren, leden van de Teachers' Academy, onderwijsbeleidsmedewerkers en student-leden van faculteitsbesturen. `Een slager moet zijn eigen vlees keuren, voortdurend', antwoordde Buitendijk daarop. `En ja, het is ook een kwestie van vertrouwen vanuit OCW, maar dat kun je verdienen. En ik denk dat wij dat kunnen.' Ze legde uit dat het ook geenszins de bedoeling is de kritische blik van buitenstaanders uit te sluiten. Juist niet. `Maar dat moeten we dan wel op een manier doen die past bij de opleidingen zelf: niet met wantrouwen en repressie, maar vanuit de wetenschap dat docenten en opleidingen zich voortdurend willen verbeteren. Het huidige stelsel is niet houdbaar.'
Werkdruk
Een ander punt van zorg dat naar voren werd gebracht in de startbijeenkomst, was de werkdruk in het onderwijs. Die is al hoog, zo komt uit peilingen naar voren, en mag dus niet hoger worden. Buitendijk was het daarmee eens. `De werkdruk moet juist omlaag. Daarom moet kwaliteitszorg ingericht worden door de organisatie zelf als onderdeel van de dagelijkse gang van zaken en moet de bureaucratische last sterk worden verminderd. Het wordt dan een vanzelfsprekend en continu proces waarmee je echt iets bereikt. Het College van Bestuur moet borgen dat dat gebeurt en legt daarover verantwoording af in de instellingsaccreditatie. Eventuele tekortkomingen in dat proces komen in de instellingsaccreditatie naar boven. Voor problemen en fouten draagt het bestuur dan verantwoordelijkheid, en zo hoort het ook.
Achtergrond
In het verleden beoordeelde de NVAO alleen de opleidingen. De meest recente wijziging betrof de mogelijkheid daarnaast te kiezen voor visitatie van het kwaliteitszorgsysteem van de instelling als geheel. De afzonderlijke opleidingen zouden dan met een lichtere beoordeling toekunnen. In de periode 2012-2014 werden volgens deze systematiek de Universiteit Leiden als geheel en een kleine honderd Leidse bachelor- en masteropleidingen beoordeeld. Dit systeem leidde echter tot grote onvrede en frustratie bij de Leidse onderwijsmedewerkers. Dit was aanleiding voor de Leidse universiteit om het eigen onderzoek te starten. Het resulteerde in een aantal bezwaren tegen het huidige stelsel.
De belangrijkste bezwaren:
. Er bleek geen sprake te zijn van een lichtere toets. De onderwijsmedewerkers ervoeren een even grote (en ontregelende) bureaucratische last als voorheen. . De methodologische kwaliteit van de oordelen liet te wensen over . De criteria die de commissie hanteerde bij haar oordeel waren te vaak onduidelijk . Oordelen en enthousiasmeren tot verbetering zijn niet te verenigen: een oordeel doet vrezen en heeft terughoudendheid tot gevolg, terwijl praten over verbetering een open interactie vereist.
Niet alleen met kritiek
De Universiteit Leiden staat niet alleen in haar kritiek op het huidige accreditatiestelsel: de Radboud Universiteit in Nijmegen herhaalde het Leidse onderzoek in eigen huis en kwam tot dezelfde conclusies. Ook binnen de VSNU is er bijval voor de Leidse overtuiging dat het anders moet en kan. Buitendijk is ambitieus: `Het huidige stelsel werkt domweg niet', stelt ze. `Ik wil dat de beoordeling met minder bureaucratie gepaard gaat, dat de gesprekken met collega's van buiten over onze opleidingen open gevoerd kunnen worden en gericht zijn op verbetering, en dat onze mensen zich in de rapportages herkennen. Daarom moeten we meer zelf gaan doen.'
(21 april 2015 - CH)