Debat over initiatiefwet flexibel werken
7 april 2015
De Eerste Kamer heeft dinsdag 7 april gedebatteerd over de initiatiefwet flexibel werken met initiatiefnemers Voortman (GroenLinks, Tweede Kamer) en Heerma (CDA, Tweede Kamer) en met minister Asscher (Sociale Zaken en Werkgelegenheid). Dit initiatiefwetsvoorstel beoogt flexibel werken te bevorderen doordat werknemers meer mogelijkheden krijgen om te telewerken en op voor hen gunstige tijden te werken. Op dinsdag 14 april 2015 wordt over het wetsvoorstel gestemd.
In het belang van de hele samenleving
Senator Terpstra (CDA) stelde dat als vrouwen hun uren flexibeler in kunnen vullen, zij meer uren kunnen maken dan nu. Flexibel werken maakt het arbeidsmarkt probleem van de vergrijzing beter oplosbaar en is vooral van belang voor jonge gezinnen en mantelzorgers. Terpstra: "Het goed kunnen functioneren van gezinnen is voor de hele samenleving van belang." De senator vroeg waarom op het punt de arbeidsverhoudingen is gekozen voor een wettelijke regeling en niet voor overleg met de sociale partners.
Stap(je) in de goede richting
Senator Backer (D66) stelde dat hoewel nog niet zeker is hoe groot het effect is op de werkvloer, elke verbetering in flexibiliteit een stap(je) in de goede richting is. Hij vroeg wel hoe ver de onderlinge solidariteit precies gaat en welke wederkerigheid men in de arbeidsgemeenschap van elkaar mag verwachten. Backer vroeg of het niet eenvoudiger en consistenter was geweest om bij de verzoeken tot vermindering en spreiding van de uren naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid te verwijzen. Tot slot merkte hij op dat werkgevers een verzoek tot meer uren makkelijker kunnen afwijzen dan een verzoek om minder uren te werken.
Ontspannen samenleving
Volgens senator Strik (GroenLinks) is het wetsvoorstel een mooie stap op weg naar een meer ontspannen samenleving met burgers die in staat worden gesteld hun verantwoordelijkheid te nemen. Als er goede afspraken over flexibel werken worden gemaakt, heeft dat een positief effect op de werkvloer. Ook creeert het ruimte voor het verlenen van zorg aan naasten, als werknemers dat willen. Strik: "Met dit wetsvoorstel in de hand zullen ook mannen gemakkelijker meer flexibiliteit inbouwen in hun werk." De senator verwacht niet dat de keuzevrijheid ten koste gaat van de kwaliteit van het werk of het bedrijfsbelang van de werkgever.
Cultuuromslag
Senator Sent (PvdA) meende dat het initiatiefvoorstel een belangrijke stap is richting de cultuuromslag die nodig is om te zorgen dat iedereen die kan werken ook naar vermogen bijdraagt. Wel vroeg zij of het op korte termijn het aannemen van bijvoorbeeld vrouwen met jonge kinderen zal belemmeren, aangezien zij mogelijk vaker een verzoek zullen indienen voor flexibel werken. Ook kan het wetsvoorstel de ongelijkheid op de arbeidsmarkt vergroten als bijvoorbeeld lager opgeleiden minder vaak de mogelijkheid krijgen tot flexibel werken. Verder vroeg de senator wat de minister doet om publieke voorzieningen zoals kinderopvang en verlofregelingen te verbeteren zodat vrouwen niet gehinderd worden om te gaan werken.
Initiatief bij werknemers
Senator Elzinga (SP) merkte op dat zijn fractie beducht is voor doorgeslagen flexibilisering van de arbeidsmarkt. Dit wetsvoorstel verschaft echter meer rechten voor werknemers en meer regelvrijheid voor werktijden en werkplaats. Dit betekent niet dat werknemers de plicht hebben om flexibel te werken; het initiatief ligt bij hen.
Te generaliserend
Senator Kneppers-Heijnert (VVD) stelde dat de wet te generaliserend is en de mogelijk voorkomende situaties te verschillend. De senator merkte op dat in het wetsvoorstel geen afwijzingsgronden voor werkgevers staan. Dat betekent dat iedere grond een grond tot afwijzing is en dat de regelgeving dus in zekere zin overbodig is. Kneppers-Heijnert merkte ook op dat er niet altijd sprake hoeft te zijn van een combinatie van arbeid en zorg. Een ongemotiveerd verzoek tot aanpassing van de werktijden en arbeidsplaats volstaat. Zij vroeg hoe zich dit verhoudt tot een evenwichtige belangenafweging tussen werknemer en werkgever. Ook stelde de senator dat een verzoek tot flexibel werken dat reeds 8 maanden na indiensttreding wordt gedaan, zich niet verhoudt met het verbintenisrechtelijke principe dat overeenkomsten moeten worden nagekomen.
Stukgelopen op de realiteit
Senator Kok (PVV) vroeg of het wetsvoorstel dat dateert uit 2011 nog wel aansluit op de actuele arbeidsverhoudingen. De senator betoogde dat de goede bedoelingen achter het wetsvoorstel zijn stukgelopen op de realiteit. Volgens Kok zijn de kansen op werk fors afgenomen en de arbeidsmarkt getransformeerd in een doorgeschoten vorm van flexibilisering. Een tijdelijke baan is het hoogst haalbare. Bovendien is thuiswerken volgens de senator schadelijk voor de onderneming omdat de productiviteit daalt en de binding met werk en collega's afneemt.
Meerwaarde voor werkgevers en werknemers
Tweede Kamerlid Voortman betoogde dat flexibel werken meerwaarde heeft voor zowel werkgevers als werknemers. Het is volgens Voortman niet zozeer de bedoeling dat werknemers door het wetsvoorstel meer gaan werken, maar vooral dat zij de uren die zij werken vrij kunnen kiezen. Het wetsvoorstel kan onder andere bijdragen aan een verruiming van de mogelijkheden voor mantelzorg en een verlaging van de file-druk. Volgens Voortman hebben de sociale partners aangegeven dat zij positief zijn over het wetsvoorstel. Het biedt een stimulans om bij cao nadere afspraken te maken over flexibel werken en geeft werknemers een stok achter de deur om hun verzoek om flexibel werken beargumenteerd beantwoord te krijgen. Het Tweede Kamerlid Voortman betoogde dat het wetsvoorstel niet zal leiden tot een grotere kloof tussen hoger en lager opgeleiden. Dat neemt niet weg dat helaas niet alle werkzaamheden zich hiervoor lenen.
Tweede Kamerlid Heerma benadrukte dat ervoor is gekozen om zoveel mogelijk aan te sluiten op de Wet Aanpassing Arbeidsduur. Het specifiek maken van de afwijzingsgronden bij een verzoek tot aanpassing van de arbeidsduur schept duidelijkheid voor werkgevers en werknemers. Heerma betwistte dat het wetsvoorstel de positie van vrouwen tijdelijk zou verslechten en dat het niet meer aansluit op de wensen van de arbeidsmarkt. Hij onderstreepte dat uit recent onderzoek blijkt dat er ook in de huidige arbeidsmarkt een grote behoefte is aan flexibel werken.
Maatwerk
Minister Asscher (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) stelde dat afspraken over flexibel werken maatwerk vergen. Dit is in de eerste plaats een zaak van werknemers en werkgevers. In steeds meer cao's worden hier afspraken over gemaakt; momenteel circa 72 procent. De minister betoogde dat een werkgever ook zonder deze wet gemotiveerd dient te reageren op een verzoek tot flexwerken en dat de effecten van het wetsvoorstel beperkt zijn.
Asscher merkte op dat hij het versterken van de positie van vrouwen op de arbeidsmarkt zal opnemen in een verzoek aan de SER om te adviseren over 'werk en leven in de toekomst'. Dit onderzoek wordt verwacht in het eerste kwartaal van 2016. De minister gaf aan dat het kabinet negatief is over de wettelijke verankering van het recht op plaats-onafhankelijk werken en positief neutraal over het recht op tijd-onafhankelijk werken.