Politieke besluitvorming rond missie Uruzgan

ONDER EMBARGO TOT donderdag 2 april

1 april 2015

Politieke besluitvorming rond missie Uruzgan

De militaire top verkent het terrein voor een eventuele missie en dient op het juiste moment de politiek te informeren. De politiek neemt het besluit en stelt idealiter de doelen. In de voorbereiding op de missie naar Uruzgan stelde de politiek geen doelen maar stapte op de rijdende trein, stelt promovenda Mirjam Grandia.

Reconstructie besluitvorming missie

Begin 2006 stemde de Tweede Kamer in met Nederlandse deelname aan de stabilisatiemissie in de provincie Uruzgan in Zuid-Afghanistan. Politicologe Grandia, zelf militair en meerdere keren uitgezonden naar Afghanistan, reconstrueerde het besluitvormingsproces. Ze sprak ruim honderd civiele en militaire besluitvormers, waaronder de toenmalige ministers Henk Kamp (Defensie) en Ben Bot (Buitenlandse Zaken) en de top van de Nederlandse krijgsmacht.

Politiek richtte zich meer op het hoe

Generaal Pieter Cobelens, de Directeur Operaties van de Nederlandse krijgsmacht, stippelde de koers uit die leidde tot de inzet van de Nederlandse troepen in Afghanistan. Hij werkte samen met de Engelse directeur operatie, generaal Frye, aan een gedetailleerde planning. In dit proces informeerden zij op tijd de Steering Group Military Operations (SMO), waarin de ministeries van Buitenlandse zaken en Defensie vertegenwoordigd zijn. Grandia: Toen premier Balkenende en de ministers Bot en Kamp geïnformeerd waren over de plannen, focusten de bewindslieden en de Tweede Kamer zich voornamelijk op hoe de missie moest worden uitgevoerd, zoals wat het aantal militairen moest zijn. Ze richtten zich veel minder op wat een haalbare en realistische doelstelling van de inzet van de Nederlandse troepen kon zijn.

Regering had discussie over doel moeten initiëren

De politici zijn in dit proces op een rijdende trein gesprongen in plaats van vooraf heldere doelen te stellen en stil te staan bij het besluit. Het hoort bij het werk van de militaire top om al uitgebreid na te denken over een mogelijke missie. Maar de regering had het doel van de missie moeten formuleren. Dat gebeurde pas laat in het proces, tijdens de artikel-100 procedure.

Fuikwerking

Uit deze gesprekken en archiefstukken van Defensie blijkt dat Cobelens het initiatief nam en dat hij snel gesteund werd door belangrijke ambtenaren zoals Hugo Siblesz, de directeur politieke zaken van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Grandia: Hierdoor trad er een fuikwerking op. Militaire en civiele besluitvormers bogen zich primair over de vraag hoe de inzet moest zijn in plaats van waarom de missie nodig was.

Premier Blair sprak zich snel uit voor een missie

Grandia reconstrueerde ook hoe de Britten besloten tot een missie in Zuid-Afghanistan. Een verschil met Nederland is dat premier Blair zich eerder in de discussie mengde. Hij sprak zich snel uit voor een missie. Maar ook de Britse regering stond niet eerst uitgebreid stil bij de vraag of de inzet van het leger wel de juiste methode was voor de stabilisatie van Zuid-Afghanisan.

Imagoschade opvijzelen

De Afghanen helpen hun land te stabiliseren was niet het enige motief dat verklaart waarom de militaire top voorstander was van de missie, zo blijkt uit de gesprekken die Grandia voerde. Nederland en het Verenigd Koninkrijk wilden een goede bondgenoot zijn voor de Verenigde Staten en de waarde van hun krijgsmacht laten zien. Ook wilden beide landen hun opgelopen imagoschade, Nederland in Srebrenica en het Verenigd Koninkrijk in Irak, opvijzelen. Grandia: Maar vrijwel alle respondenten gaven aan destijds ook echt te geloven in de mogelijkheid om met de missie Zuid-Afghanistan te kunnen stabiliseren. Achteraf dacht een aantal respondenten daar nu anders over.

Promotie 2 april 2015: M. Grandia - Deadly Embrace? The Decision Paths to Uruzgan and Helmand