Uitspraak 201406630/1/A3
Tegen: de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu
Proceduresoort: Hoger beroep
Rechtsgebied: Algemene kamer - Hoger Beroep - Bestuursdwang / Dwangsom
201406630/1/A3.
Datum uitspraak: 1 april 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], gevestigd te [plaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 16 juli 2014 in zaak nr. 13/862 in het geding tussen:
[appellante]
en
de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu.
Procesverloop
Bij besluit van 21 februari 2012 heeft de staatssecretaris [appellante] gelast zich te onthouden van het in strijd met artikel 4.1, eerste lid, van de Wet luchtvaart aanbieden of uitvoeren van vluchten en bepaald dat [appellante] gedurende twee jaren na dit besluit een dwangsom van EUR 25.000,00 per overtreding van deze last verbeurt tot een gezamenlijk maximum van EUR 200.000,00.
Bij besluit van 24 juni 2013 heeft de staatssecretaris het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard, het besluit van 21 februari 2012 herroepen, [appellante] gelast zich te onthouden van het in strijd met artikel 4.1, eerste lid, van de Wet luchtvaart uitvoeren van vluchten en bepaald dat [appellante] gedurende twee jaren een dwangsom van EUR 10.000,00 per overtreding van deze last verbeurt tot een gezamenlijk maximum van EUR 200.000,00.
Bij uitspraak van 16 juli 2014 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 februari 2015, waar [appellante], vertegenwoordigd door haar [bestuurder], bijgestaan door mr. R.A. Rademaker, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. C.J. Kuiper en mr. I.P.G.M. Rijken-Buitelaar, beiden werkzaam bij het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 4.1, eerste lid, van de Wet luchtvaart is het, voor zover bij internationale overeenkomst of besluit van een volkenrechtelijke organisatie niet anders is bepaald, verboden met luchtvaartuigen vluchten tegen vergoeding uit te voeren zonder een daartoe door onze minister van Verkeer en Waterstaat afgegeven Air Operator's Certificate (hierna: AOC).
Ingevolge artikel 11.15, aanhef en onder a, is de minister van Verkeer en Waterstaat bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving van de bij of krachtens deze wet gestelde verplichtingen, met uitzondering van verplichtingen als bedoeld in de artikelen 8.25d tot en met 8.25h.
Ingevolge artikel 5:32, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan een bestuursorgaan dat bevoegd is een last onder bestuursdwang op te leggen, in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen.
2. De staatssecretaris heeft aan het besluit van 24 juni 2013 ten grondslag gelegd dat de Inspectie Leefomgeving en Transport (hierna: de inspectie) is gebleken dat [appellante], hoewel zij niet over een AOC beschikt, op haar eigen website, alsmede op de website www.eelde-rondvluchten.nl, tegen vergoeding rondvluchten aanbiedt, dat in de openbare ruimte van vliegveld Eelde een reclamebord staat dat, naast de contactgegevens van [appellante], vermeldt dat voor het boeken van pretvluchten, introvluchten, waddenvluchten of zelf vliegen met [appellante] kan worden gebeld of gemaild, dat opleidingscentrum Noorderpoort schriftelijk en telefonisch heeft bevestigd rondvluchten bij [appellante] te hebben geboekt, welke rondvluchten blijkens de website van Noorderpoort op 16 april 2011, 18 juni 2011 en 19 november 2011 hebben plaatsgevonden, en dat [appellante], volgens een woordvoerder van de gemeente [plaats], een mondelinge overeenkomst met deze gemeente heeft gesloten om voor EUR 250,00 een rondvlucht van 45 minuten boven deze gemeente te verzorgen.
3. De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris aannemelijk heeft gemaakt dat [appellante] in strijd met artikel 4.1, eerste lid, van de Wet luchtvaart heeft gehandeld en in redelijkheid een last onder dwangsom aan [appellante] heeft kunnen opleggen. De rechtbank heeft aan deze overweging onder meer ten grondslag gelegd dat [appellante] de in het besluit van 24 juni 2013 vermelde voorbeelden van door [appellante] tegen vergoeding verrichte rondvluchten niet gemotiveerd heeft weersproken, dat niet in geschil is dat [appellante] niet over een AOC beschikt en voorts dat de statuten van [appellante], zoals die ten tijde van belang luidden, vermelden dat de activiteiten van [appellante] bestaan uit personenvervoer door de lucht met als doel het behoud van de kleine luchtvaart op vliegveld Eelde, door onder meer het op niet commerciele basis tegen kostprijs aanbieden en organiseren van vliegtochten aan en voor donateurs.
4. [appellante] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat zij niet als overtreder kan worden aangemerkt. [appellante] voert daartoe aan dat zij geen vluchten uitvoert, maar alleen donateurs met piloten in contact brengt. Voorts voert zij daartoe aan dat de staatssecretaris niet heeft kunnen vaststellen dat zij een overeenkomst met Noorderpoort heeft, omdat er geen overeenkomst is. Van haar kan in redelijkheid niet verwacht worden het ontbreken van een overeenkomst te bewijzen. Zij heeft hooguit aan Noorderpoort verbonden personen met piloten in contact gebracht, aldus [appellante].
4.1. In haar bezwaarschrift van 29 maart 2012 heeft [appellante] onder meer gesteld dat het onderhoud van de vliegtuigen waarmee zij vliegt door een luchtwaardigheidsbeheerbedrijf wordt geregeld en dat de piloten over een geldig brevet beschikken. Voorts heeft [appellante] daarin gesteld dat zij niet bedrijfsmatig vliegt met vliegtuigen tot maximaal 2.000 kg en dat personen die meevliegen bescherming genieten, omdat [appellante] over een inzittenden- en ongevallenverzekering beschikt.
4.2. Gezien hetgeen [appellante] aldus in bezwaar heeft aangevoerd, alsmede gezien haar statuten, zoals die ten tijde van belang luidden, en voormelde bevindingen van de inspectie, waaronder de wijze waarop [appellante] vluchten heeft aangeboden, heeft [appellante], door te stellen dat zij donateurs uitsluitend met piloten in contact heeft gebracht en dat zij nimmer een overeenkomst met Noorderpoort is aangegaan, niet aannemelijk gemaakt dat zij niet voor voormelde voor Noorderpoort uitgevoerde vluchten verantwoordelijk is. Aan de door [appellante] in afschrift overgelegde akte van statutenwijziging van 15 augustus 2013 kan niet die betekenis worden toegekend die [appellante] daaraan toegekend wenst te zien, reeds omdat deze akte dateert van na het besluit op bezwaar van 24 juni 2013. De in het hogerberoepschrift aangevoerde stelling dat [appellante] zich ter zitting bij de rechtbank per abuis op het standpunt heeft gesteld dat geen onjuiste verslaglegging van de hoorzitting in bezwaar heeft plaatsgevonden, alsmede de door haar bij het hogerberoepschrift overgelegde financiele jaaroverzichten, doen hieraan niet af, reeds omdat zij het belang van deze stelling en jaaroverzichten niet nader heeft toegelicht.
Het betoog faalt.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, voorzitter, en mr. G.M.H. Hoogvliet en mr. E.A. Minderhoud, leden, in tegenwoordigheid van mr. W.J.C. Robben, griffier.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Robben
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 1 april 2015
610.