"Wie is dan de koning ter ere?" (psalm 24,8)
"Wie is dan de koning ter ere?" (psalm 24,8) 29-3-2015
Palmzondag, begin van de Goede Week
In de vier evangelien (Mt. 21,1-11, Mc. 11,1-11, Lc. 19,28-44, en Joh. 12,12-19) wordt verhaald dat Jezus voor zijn lijden en sterven een feestelijke intocht in Jeruzalem hield. Gezeten op een ezelsveulen trekt Hij de stad in en wordt door velen met palmtakken toegejuicht. Men spreidt mantels
uit op de weg en bedekt de weg met twijgen.
Koninklijk en bescheiden treedt Hij Jeruzalem binnen. De stad raakt in vervoering en vraagt `wie is dat?' (Mt. 21,10). Het antwoord wordt ook gegeven: de zoon van David, de komende in de naam van de Heer, profeet, koning van Israel. Wat dat betekent wordt in de rest van de Goede Week langzaam
duidelijk.
De intocht van Jezus in Jeruzalem wordt ieder jaar met Palmzondag gevierd door deze concreet uit te voeren. In processie schrijdt men door de kerk toegejuicht door de aanwezige gelovigen die palmtakjes in de hand hebben. Die takjes (in onze streken takjes van de buxus) zijn gezegend en
besprenkeld. Na afloop van de eucharistieviering worden de takjes mee naar huis genomen en krijgt het groene twijgje een plaats bij het kruisbeeld in huis. Het volgende jaar dient het dan als materiaal om op Aswoensdag de as voor het askruisje te verkrijgen.
In de liturgie van Palmzondag wordt, overeenkomstig de lezingencyclus, het lijdensverhaal gelezen en de intocht van Jezus in Jeruzalem daarmee in het licht van zijn lijden geplaatst. De liturgische kleur is rood: de kleur voor de dagen waarop het lijden van Jezus centraal staat en hier ook een
verwijzing naar de koningskleur. In de Kerk klinkt het programmatisch: onze koning is een lijdende dienaar.
Palmzondag is de eerste dag van de Goede Week en de laatste zondag van de Veertigdagentijd.
Van oudsher wordt bij het uitdelen van de palmtakjes in de kerk de antifoon Pueri Hebraeorum gezongen (Youtube).