Nieuwe afspraken brandveiligheid Beatrixsluis
26-03-2015
Bij een betonnen bouwwerk in water denk je niet direct aan brandveiligheid. Toch is dat voor de Beatrixsluis, waar dagelijks schepen met brandbare stoffen passeren, een belangrijk thema. Zo heeft de voorgenomen aanleg van de 3e kolk recent geleid tot nieuwe afspraken tussen Rijkswaterstaat en de Veiligheidsregio Utrecht (VRU), waar ook de brandweer onder valt.
De gevolgen bij een brand op bijvoorbeeld een olietanker kunnen groot zijn, schetst Eric Vaartjes, ploegleider bij de VRU. `In de eerste plaats bestaat er natuurlijk het gevaar voor de directe omgeving, die dichtbebouwd is. Daarnaast loop je het risico dat de stalen sluisdeuren door de hitte bezwijken en de sluis bij hoogwater in de Lek het water niet meer tegenhoudt. Dat betekent natte voeten, van Utrecht tot aan Amsterdam.'
Bluspomp
Er bestaan al afspraken tussen Rijkswaterstaat en de VRU over aanrijdroutes naar de Beatrixsluis en de daar aanwezige brandblusinstallatie. Vanwege de nieuwe kolk zijn beide partijen opnieuw om de tafel gaan zitten. `De belangrijkste uitkomst voor ons is dat de bluspomp inclusief een aantal leidingen behouden blijft. Stel dat we dat materieel zelf moeten meenemen en aanleggen dan kost dat veel extra tijd. Nu kunnen we bij aankomst meteen overgaan tot blussen.'
Westenwind
Wat betreft de aanrijdroutes zijn beide partijen ook een aantal nieuwe zaken overeengekomen. `Alleen aan de oostzijde van het Lekkanaal, waar de 3e kolk zich straks bevindt, wordt deze route verlegd. Gezamenlijk hebben we gekeken hoe beide kanten van de sluis goed bereikbaar blijven en daarnaast genoeg plaats bieden voor de inzet van extra bluscapaciteit. Want staat er een stevige westenwind dan kun je alleen vanaf de westzijde effectief blussen.'
Speciale aandacht gaat er uit naar de bouwfase, waarin veel veranderingen plaatsvinden. `Daarom hebben we met Rijkswaterstaat afgesproken dat zij ons goed informeren over de ontwikkelingen die voor ons van belang zijn. Denk aan de beschikbare ruimte voor onze voertuigen. Tussentijds checken wij regelmatig of een effectieve brandbestrijding niet in het geding komt.'
Andere ogen
Vaartjes kijkt tot nu toe terug op een prettige samenwerking. `Met elkaar kunnen sparren en kennis delen blijkt erg nuttig. Voor ons is de scheepvaart namelijk een relatief minder bekend terrein. Omgekeerd denk ik dat Rijkswaterstaat ook blij was met onze inbreng. Wij kijken met andere ogen naar de sluis, richten ons vooral op de oorzaak en mogelijke gevolgen. Wat dat betreft vullen we elkaar goed aan als het om brandbestrijding op het water gaat.'