Volop kansen voor graslandvlinders in de stad
2 maart 2015
Volop kansen voor graslandvlinders in de stad
Het gaat niet goed met de graslandvlinders in het boerenland.
Het gaat niet goed met de graslandvlinders in het boerenland. Door het intensieve landgebruik is er steeds minder geschikt leefgebied. Deze soorten kunnen in steden en dorpen wel uitstekend overleven als er rekening mee wordt gehouden.
De achteruitgang van graslandvlinders is niet een specifiek Nederlands probleem. Overal in Europa hebben deze soorten het moeilijk. In ons land is de intensivering van de landbouw jarenlang aan de gang en de gevolgen zien we hier dan ook erg sterk. In het agrarisch gebied zijn de
graslandsoorten meer dan 60% achteruit gegaan. In natuurgebieden en in stedelijk gebied zijn ze ook wel achteruit gegaan, maar duidelijk minder, blijkt uit cijfers van De Vlinderstichting.
Nectar is van levensbelang
Een voorbeeld van graslandvlinders: oranjetipje, icarusblauwtje, kleine vuurvlinder, groot dikkopje, oranje en bruin zandoogje, argusvlinder & hooibeestje (foto's: kars Veling)
Vlinders stellen diverse eisen aan hun leefomgeving. Zo hebben ze bloeiende planten nodig voor hun energievoorziening. Ze kunnen alleen vloeibaar voedsel tot zich nemen en hebben dus de nectar nodig om actief te kunnen zijn. Hoe minder bloeiende planten hoe minder vlieguren ze hebben. Minder
vliegen betekent direct minder voortplanting en dus achteruitgang van de vlinders.
Naast bloeiende planten voor het voedsel voor de vlinder moeten ook rupsen kunnen overleven. Rupsen zijn vaak gespecialiseerd op een of enkele verwante plantensoorten. Hoe soortenrijker een grasland is hoe meer graslandvlinders zich er thuis voelen en zich er kunnen voortplanten. In het
agrarisch grasland is de soortenrijkdom enorm achteruit gegaan; dat zien we vooral door het verdwijnen van veel graslandvlinders.
Trend van de graslandvlinders in nederland (bron: Meetnet vlinders).
Stedelijk gebied biedt kansen
Een Rode Lijstsoort als bruin blauwtje kan prima leefgebied vinden in de stad (foto: Kars Veling)
In stedelijk gebied blijken deze soorten echter nog steeds goed voor te kunnen komen. Niet ieder stedelijk grasland is geschikt voor vlinders. Bloemrijk grasland krijg je alleen als er niet al te intensief wordt beheerd. Parken en groenstroken die een- of tweemaal per jaar worden gemaaid, en
waarbij het maaisel wordt afgevoerd, kunnen zeer geschikt zijn. Het icarusblauwtje, de kleine vuurvlinder, het hooibeestje en het bruin zandoogje kunnen volop voorkomen. Ook minder algemene soorten als het bruin blauwtje en de argusvlinder kun je vinden in stad en dorp. Als we kunnen zorgen
voor meer bloemrijke graslanden in stad en dorp zullen deze vlinders, maar ook bijvoorbeeld honingbijen en solitaire bijen, daar van profiteren.