Bestuurlijke maatregelen om nationale veiligheid te beschermen
Nieuwsbericht | 17-03-2015
Met een aantal bestuurlijke maatregelen wil het kabinet de nationale veiligheid verder beschermen tegen mogelijke aanslagen en verhinderen dat Nederlandse ingezetenen deelnemen aan het jihadisme, dan wel dit soort activiteiten (financieel) ondersteunen. Doel is de dreiging die uitgaat van het jihadisme (of andere terroristische groeperingen) te reduceren. Dit blijkt uit het wetsvoorstel bestuurlijke maatregelen dat minister Blok (Veiligheid en Justitie) voor advies naar verschillende instanties heeft gestuurd, zoals de Raad voor de rechtspraak en het openbaar ministerie.
Het wetsvoorstel bevat een aantal maatregelen die zijn aangekondigd in het Actieprogramma integrale aanpak jihadisme dat vorig jaar naar de Tweede Kamer is gestuurd. De overheid kan straks een meldplicht, gebiedsverbod of een contactverbod opleggen op grond van gedragingen die in verband kunnen worden gebracht met terroristische activiteiten of de ondersteuning daarvan. Bijvoorbeeld contacten met andere geradicaliseerde personen, gecombineerd met een opvallende belangstelling voor bepaalde objecten of evenementen.
Het gaat dan om personen die terugkeren van het jihadistisch strijdtoneel, van wie een dreiging uitgaat voor de nationale veiligheid. Ook personen die niet zijn uitgereisd om zich aan te sluiten bij een terroristische strijdgroep kunnen sterk zijn geradicaliseerd en eveneens bereid zijn om geweld te gebruiken.
De maatregelen moeten noodzakelijk zijn ter bescherming van de nationale veiligheid. De meldplicht kan dienen om zicht te houden op een persoon, maar ook ter effectuering van bijvoorbeeld een uitreisverbod. Dit laatste kan worden opgelegd als het gegronde vermoeden bestaat dat een persoon uit het Schengengebied wil reizen met als doel zich aan te sluiten bij een terroristische organisatie.
De minister van Veiligheid en Justitie legt de maatregelen op. Voor deze daartoe overgaat, overlegt hij eerst met de burgemeester van de woonplaats van de betrokkene. Oplegging geschiedt voor een periode van ten hoogste zes maanden; wel kunnen de maatregelen telkens worden verlengd met een periode van ten hoogste zes maanden, zo lang dat noodzakelijk is ter bescherming van de nationale veiligheid. Tegen de maatregelen kan de betrokkene rechtstreeks in beroep bij de rechter. Opzettelijk handelen in strijd met een van deze vrijheidsbeperkende maatregelen is strafbaar. Voorlopige hechtenis is mogelijk.
Verder voorziet het wetsvoorstel in de mogelijkheid voor bestuursorganen om vergunningen, subsidies, erkenningen en ontheffingen in te trekken of niet te verlenen. Daarbij gaat het om gevallen waarin de aanvrager op grond van zijn gedragingen in verband kan worden gebracht met terroristische activiteiten of de ondersteuning daarvan. Ook bestaat het ernstige gevaar dat de vergunning (of de subsidie, erkenning of ontheffing) mede zal worden gebruikt ten behoeve van terroristische activiteiten of de ondersteuning daarvan. Het bestuursorgaan (bijvoorbeeld een gemeente) overlegt voor het nemen van de beschikking met de minister van Veiligheid en Justitie.