CDA wil snel duidelijkheid over de status plattelandswoningen
05/03/2015
CDA wil snel duidelijkheid over de status plattelandswoningen
Het is wettelijk mogelijk dat niet-agrariers in een voormalige agrarische bedrijfswoning gaan wonen. Sinds 2012 is de planologische status van gronden en opstallen, en niet langer het feitelijk gebruik, bepalend voor de mate van milieubescherming van die gronden en opstallen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde onlangs echter dat de luchtkwaliteit van een plattelandswoning wel degelijk moet worden beoordeeld. Dat zou grote gevolgen kunnen hebben voor agrarische ondernemers in de nabije omgeving van de duizenden bestaande plattelandswoningen. Bovendien zouden huizen op het platteland noodgedwongen afgebroken moeten worden in plaats van een nieuw thuis te worden voor nieuwe bewoners.
CDA-landbouwwoordvoerder Jaco Geurts: "Door deze uitspraak is er onzekerheid gecreeerd voor bewoners van plattelandswoningen en agrarische bedrijven in hun omgeving. Het CDA vindt het van groot belang dat er zo snel mogelijk een oplossing komt". De status van plattelandswoning geeft gemeenten de mogelijkheid om met maatwerk het platteland vitaal te houden. Gezien het belang voor het platteland wil het CDA snel opheldering over de status van plattelandswoningen. Geurts: "We hebben hierover aan de bel getrokken bij het ministerie en doen het nu als CDA ook bij de Europese Commissie, omdat een Europese Richtlijn roet in het eten lijkt te gooien."
CDA-Europarlementarier Annie Schreijer-Pierik: "Opheldering door de Commissie is nu noodzakelijk. Het wonen en werken van zowel boeren als burgers - zonder wederzijdse belemmeringen en beperkingen - moet ook in de toekomst mogelijk blijven. Dit is essentieel voor een vitaal platteland in een vergrijzende Europese Unie!"
Schriftelijke vragen aan de Europese Commissie ten aanzien van plattelandswoningen naar aanleiding van uitspraak Raad van State inzake plattelandswoningen (ABRS 4 februari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:236, no. 201306630/5/R3 ). In de Nederlandse wetgeving is door middel van de wetswijziging van 12 juli 2012 tot wijziging van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en enkele andere wetten (*) om de planologische status van gronden en opstallen bepalend te laten zijn voor de mate van milieubescherming alsmede om de positie van agrarische bedrijfswoningen aan te passen (plattelandswoningen).
1. Is een bedrijfswoning niet meer behorende bij een landbouwinrichting aan te merken als een arbeidsplaats in de zin van artikel 2 van richtlijn 89/654/EEG en welke voorwaarden zijn verbonden aan artikel 2 van richtlijn 89/654/EEG indien dat niet het geval is?
2. Zouden gebouwen, die voorheen onderdeel waren van een landbouwinrichting, bewoond mogen worden door derden die geen functionele binding (meer) hebben met de landbouwinrichting, in de zin dat dit niet in strijd zou zijn met bijlage III bij de Richtlijn 2008/50/EG?
(*) Beschikbaar op: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2012-493.html?zoekcriteria=%3fzkt%3dUitgebreid%26pst%3dStaatsblad%26dpr%3dAlle%26spd%3d20121024%26epd%3d20121024%26jgp%3d2012%26nrp%3d493%26sdt%3dDatumUitgifte%26planId%3d%26pnr%3d1%26rpp%3d10&resultIndex=0&sorttype=1&sortorder=4.