Uitspraak 201307858/2/R4
Tegen: de raad van de gemeente Emmen
Proceduresoort: Eerste aanleg - meervoudig
Rechtsgebied: Ruimtelijke-ordeningskamer - Bestemmingsplannen Drenthe
201307858/2/R4.
Datum uitspraak: 4 maart 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellante sub 1], gevestigd te Nieuw-Weerdinge, gemeente Emmen, en anderen,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Zand- en Exploitatie Maatschappij Emmen B.V. en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Onroerend Goed en Exploitatie Maatschappij Emmen B.V., beide gevestigd te Emmen,
en
de raad van de gemeente Emmen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 30 mei 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied Emmen" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [appellante sub 1] en anderen en Zand- en Exploitatie Maatschappij Emmen B.V. en Onroerend Goed en Exploitatie Maatschappij Emmen B.V. beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De raad en [appellante sub 1] en anderen hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 maart 2014, waar [appellante sub 1] en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigden], bijgestaan door mr. H.C. Post, advocaat te Emmen, Zand en Exploitatie Maatschappij Emmen B.V. en Onroerend Goed en Exploitatie Maatschappij Emmen B.V., vertegenwoordigd door mr. A.A. Westers, advocaat te Groningen, en de raad, vertegenwoordigd door ing. J.K. Veurink, ing. F. de Jonge en drs. ing. B.M. Bruins, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Bij tussenuitspraak van 18 juni 2014 in zaak nr. 201307858/1/R4, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 26 weken na de verzending van deze tussenuitspraak de daarin omschreven gebreken in het besluit van 30 mei 2013 te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.
Bij besluit van 30 oktober 2014 heeft de raad ter uitvoering van de tussenuitspraak het bestemmingsplan "Buitengebied Emmen" gewijzigd vastgesteld.
[appellante sub 1] en anderen en Zand- en Exploitatie Maatschappij Emmen B.V. en Onroerend Goed en Exploitatie Maatschappij Emmen B.V. zijn in de gelegenheid gesteld hun zienswijzen over de wijze waarop de gebreken zijn hersteld naar voren te brengen. Zand- en Exploitatie Maatschappij Emmen B.V. en Onroerend Goed en Exploitatie Maatschappij Emmen B.V. hebben daarvan gebruik gemaakt.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Het beroep van [appellante sub 1] en anderen
1. In de tussenuitspraak heeft de Afdeling onder 5.2 over de bestaande overkapping overwogen dat de raad niet heeft onderkend dat de bestaande overkapping niet als zodanig is bestemd. Gelet hierop heeft de Afdeling geoordeeld dat het bestreden besluit van 30 mei 2013 in zoverre niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid.
Voorts heeft de Afdeling in de tussenuitspraak onder 5.3 overwogen dat de door [appellante sub 1] en anderen gewenste vergroting van de bestaande overkapping een voldoende concreet voornemen is. Gelet hierop heeft de Afdeling geoordeeld dat ten tijde van de vaststelling van het plan een concreet voornemen van [appellante sub 1] en anderen bestond dat de raad in zijn belangenafweging had moeten betrekken.
2. Gelet op hetgeen is overwogen in de tussenuitspraak is het beroep van [appellante sub 1] en anderen tegen het besluit van 30 mei 2013 gegrond. Dit besluit dient wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) te worden vernietigd voor zover daarin de bestaande overkapping op het perceel aan de [locatie] te Nieuw-Weerdinge niet als zodanig is bestemd en de mogelijkheid tot vergroting van de bestaande overkapping niet is opgenomen.
3. In de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opgedragen om de daarin omschreven gebreken in het besluit van 30 mei 2013 te herstellen. De raad diende daartoe allereerst met inachtneming van overweging 5.2 van de tussenuitspraak het bestreden besluit te wijzigen ten aanzien van het plandeel met de bestemming "Sport-Geluidsportcentrum" dat ziet op het perceel aan de [locatie] te Nieuw-Weerdinge, zodat de aanwezige overkapping binnen een bouwvlak komt te liggen, dan wel nader te motiveren waarom de aanwezige overkapping niet als zodanig wordt bestemd.
Voorts diende de raad met inachtneming van overweging 5.3 van de tussenuitspraak een afweging te maken omtrent het al dan niet toestaan van de door [appellante sub 1] en anderen gewenste vergroting van de aanwezige overkapping en indien de raad de vergroting van de aanwezige overkapping wenst toe te staan, ten behoeve hiervan een regeling in het plan op te nemen.
4. Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft de raad bij besluit van 30 oktober 2014 het plan in zoverre gewijzigd door op de verbeelding aan de gronden ter plaatse van de bestaande overkapping een bouwvlak met de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - overkapping" toe te kennen en door aan artikel 52, lid 52.2.2, van de planregels sub c toe te voegen. Deze bepaling luidt als volgt:
"in afwijking hetgeen elders in deze regels is bepaald, geldt voor de gronden binnen en aansluitend aan de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - overkapping" dat:
1. uitsluitend overkappingen zijn toegestaan;
2. de oppervlakte van overkappingen ten hoogste 600 m2 mag bedragen;
3. de bouwhoogte van overkappingen niet meer dan de bestaande bouwhoogte mag bedragen;".
5. Ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb, voor zover hier van belang, heeft het beroep van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.
Het besluit van 30 oktober 2014 is ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb mede onderwerp van het geding. Het beroep van [appellante sub 1] en anderen wordt geacht van rechtswege mede te zijn gericht tegen dit besluit.
6. [appellante sub 1] en anderen hebben naar aanleiding van het besluit van 30 oktober 2014 geen zienswijze ingediend. De Afdeling leidt hieruit af dat [appellante sub 1] en anderen geen bezwaren hebben tegen het besluit van 30 oktober 2014. Het van rechtswege ontstane beroep is ongegrond.
7. De raad dient ten aanzien van [appellante sub 1] en anderen op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Het beroep van Zand- en Exploitatie Maatschappij Emmen B.V. en Onroerend Goed en Exploitatie Maatschappij Emmen B.V.
8. In de tussenuitspraak heeft de Afdeling onder 7.1 over de rondom de gronden van Zand- en Exploitatie Maatschappij Emmen B.V. en Onroerend Goed en Exploitatie Maatschappij Emmen B.V. vastgestelde plangrens overwogen dat het bestreden besluit in zoverre niet op een deugdelijke motivering berust.
9. Gelet op hetgeen is overwogen in de tussenuitspraak is het beroep van Zand- en Exploitatie Maatschappij Emmen B.V. en Onroerend Goed en Exploitatie Maatschappij Emmen B.V. tegen het besluit van 30 mei 2013 gegrond. Dit besluit dient wegens strijd met artikel 3:46 van de Awb te worden vernietigd voor zover het betreft de rondom de gronden van Zand- en Exploitatie Maatschappij Emmen B.V. en Onroerend Goed en Exploitatie Maatschappij Emmen B.V. vastgestelde plangrens.
10. In de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opgedragen om het daarin omschreven gebrek in het besluit van 30 mei 2013 te herstellen. De raad diende daartoe met inachtneming van overweging 7.1 van de tussenuitspraak alsnog toereikend te motiveren dat de plangrens in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, dan wel een gewijzigd of nieuw besluit te nemen.
11. Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft de raad bij besluit van 30 oktober 2014 het plan in zoverre gewijzigd door de gronden ter hoogte van de Emmerhoutstraat 150 te Emmen, in eigendom van Onroerend Goed en Exploitatie Maatschappij Emmen B.V., toe te voegen aan het plangebied. De raad heeft aan het merendeel van deze gronden op de verbeelding de bestemming "Recreatie - Extensieve dagrecreatie" met de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - zandwinning" toegekend. Ter plaatse van het kantoor ter hoogte van de Emmerhoutstraat 138 te Emmen is tevens de aanduiding "kantoor" toegekend en ter plaatse van de bedrijfsloods is tevens de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - bedrijfsloods" toegekend. Aan de gronden noordoostelijk van het gebied is de bestemming "Agrarisch met waarden - Esdorpenlandschap" toegekend en aan het perceel Emmerhoutstraat 150 te Emmen is de bestemming "Wonen - Vrijstaand" toegekend met de aanduiding "bouwvlak" ter plaatse van de bestaande vrijstaande woning. Voorts heeft de raad aan artikel 49, lid 49.1, van de planregels sub e, f, g en n toegevoegd, aan lid 49.2.1 sub b en c toegevoegd, aan lid 49.4.1, sub a, toegevoegd `een expositieruimte' en aan lid 49.4.1 sub b toegevoegd.
12. De raad is met het besluit van 30 oktober 2014 geheel tegemoetgekomen aan het beroep van Zand- en Exploitatie Maatschappij Emmen B.V. en Onroerend Goed en Exploitatie Maatschappij Emmen B.V. Zij hebben derhalve geen belang bij een beroep tegen dat besluit. Gelet op het bepaalde in artikel 6:19, eerste lid, van de Awb is daarom geen beroep van rechtswege ontstaan tegen het besluit van 30 oktober 2014.
13. De raad dient ten aanzien van Zand- en Exploitatie Maatschappij Emmen B.V. en Onroerend Goed en Exploitatie Maatschappij Emmen B.V. op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart de beroepen van [appellante sub 1] en anderen en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Zand- en Exploitatie Maatschappij Emmen B.V. en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Onroerend Goed en Exploitatie Maatschappij Emmen B.V. tegen het besluit van de raad van de gemeente Emmen van 30 mei 2013, waarbij het bestemmingsplan "Buitengebied Emmen" is vastgesteld, gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Emmen van 30 mei 2013 voor zover:
a. daarin de bestaande overkapping op het perceel aan de [locatie] te Nieuw-Weerdinge niet als zodanig is bestemd;
b. daarin de mogelijkheid tot vergroting van de bestaande overkapping op het perceel aan de [locatie] te Nieuw-Weerdinge niet is opgenomen;
c. het betreft de rondom de gronden van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Zand- en Exploitatie Maatschappij Emmen B.V. en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Onroerend Goed en Exploitatie Maatschappij Emmen B.V. vastgestelde plangrens;
III. verklaart het beroep van [appellante sub 1] en anderen tegen het besluit van de raad van de gemeente Emmen van 30 oktober 2014, waarbij het bestemmingsplan "Buitengebied Emmen" gewijzigd is vastgesteld, ongegrond;
IV. veroordeelt de raad van de gemeente Emmen tot vergoeding van bij appellanten in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van:
a. EUR 1.035,15 (zegge: duizendvijfendertig euro en vijftien cent), waarvan EUR 980,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, aan [appellante sub 1] en anderen, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
b. EUR 1.225,00 (zegge: twaalfhonderdvijfentwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Zand- en Exploitatie Maatschappij Emmen B.V. en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Onroerend Goed en Exploitatie Maatschappij Emmen B.V., met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
V. gelast dat de raad van de gemeente Emmen aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht vergoedt, ten bedrage van:
a. EUR 318,00 (zegge: driehonderdachttien euro) voor [appellante sub 1] en anderen, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
b. EUR 318,00 (zegge: driehonderdachttien euro) voor de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Zand- en Exploitatie Maatschappij Emmen B.V. en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Onroerend Goed en Exploitatie Maatschappij Emmen B.V., met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, voorzitter, en mr. S.J.E. Horstink-von Meyenfeldt en drs. W.J. Deetman, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Lodeweges, griffier.
w.g. Van Buuren w.g. Lodeweges
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 maart 2015
625.