Graanteelten moeten duurzamer om wereld te voeden


Datum: 26 februari 2015

Graanteelt

De toekomst van graanteelten als mais, rijst en tarwe ligt niet bij een verdere intensivering, maar wel bij een duurzame omslag die rekening houdt met de uitputting van de bodem, de grondstoffenschaarste en de klimaatverandering. Dat zegt de Wereldvoedselorganisatie (FAO). De komende 35 jaar
moeten boeren de jaarlijkse productie van mais, rijst en tarwe optrekken tot 3 miljard ton, 500 miljoen ton meer dan de recordoogst van 2013.

Graanteelten moeten een stuk duurzamer als ze de snel stijgende vraag willen bijhouden, aldus de FAO. De productie moet naar omhoog terwijl er steeds minder water voorhanden zal zijn, minder fossiele brandstoffen en kunstmeststoffen, terwijl bodems wereldwijd steeds meer uitgeput geraken en de
weersomstandigheden steeds extremer zullen worden door de klimaatverandering. Die gigantische uitdaging kan volgens FAO enkel tot een goed einde gebracht worden met een ecologisch verantwoord landbouwmodel.

Dat model moet de ecologische grenzen van onze planeet respecteren en biedt economische perspectieven voor wereldwijd 500 miljoen kleinschalige familieboerderijen. De graanteelt wordt volgens FAO steeds kwetsbaarder: sinds 1980 hebben klimaatverschijnselen de wereldwijde maisoogst 23 miljoen
ton, en de tarweoogst 33 miljoen ton gekost. Sinds de groene revolutie is de graanoogst er op vooruitgegaan, maar die vooruitgang is sinds het jaar 2000 stilgevallen.

Daarom mag de landbouw niet meer vertrouwen op externe inputs om de opbrengst te verhogen. Verbeterde graanvarieteiten moeten hand in hand gaan met duurzame landbouwsystemen die de bodem gezond houden en vertrekken van een gezond totaalsysteem dat een evenwicht vindt tussen de teelt van
gewassen, bomen en planten en een uitgebalanceerde veestapel. Water moet efficienter gebruikt worden en gewassen moeten tegen belagers beschermd worden via geintegreerde gewasbescherming. Het is aan beleidsmakers om die vormen van duurzame landbouw op het voorplan te zetten, aldus FAO.

Bron: VILT