Onderzoek geeft verklaringen voor verschil in straftoemeting
Den Haag ,
Pagina-inhoud
Allochtone daders krijgen vaker een gevangenisstraf opgelegd dan autochtone daders. Daarnaast zijn de opgelegde celstraffen vaak langer. Deze verschillen worden grotendeels verklaard door de zwaarte van het misdrijf en de persoonlijke omstandigheden van de dader. Dat blijkt uit onderzoek in
opdracht van de Raad voor de rechtspraak.
zittingszaal.jpg
Diefstal
Onderzoekers van de Universiteit Leiden bestudeerden ruim 110.000 zaken uit de periode 2005-2007. Ook spraken zij 1500 gedetineerden die in 2010 en 2011 instroomden bij huizen van bewaring. Daaruit bleek onder meer dat verdachten van gekwalificeerde diefstal die in Nederland geboren zijn, in 7
procent van de gevallen een gevangenisstraf kregen opgelegd. Bij zowel tweedegeneratie Turken als tweedegeneratie Antillianen was dit naar schatting 11 procent.
Persoonlijke omstandigheden
De onderzoekers keken naar diverse factoren die van invloed zijn op de soort en de hoogte van de straf. Het gaat om zaken als het soort delict, het eventuele criminele verleden en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Rechters zijn bijvoorbeeld eerder geneigd om mensen met werk een
taakstraf op te leggen omdat gevangenisstraf vaak het einde van een baan betekent. Als met deze factoren rekening wordt gehouden, verdwijnt een groot deel van de verschillen in straftoemeting tussen allochtonen en autochtonen.
Gelijkheidsbeginsel
De Raad voor de rechtspraak hecht veel belang aan het onderzoek. Gelijke gevallen moeten gelijk worden behandeld. Etnisch gerelateerde verschillen in de straftoemeting zouden in strijd kunnen zijn met het gelijkheidsbeginsel en het verbod op discriminatie. Of er mogelijk sprake is van
ongelijke behandeling tussen allochtone en autochtone daders, zegt het onderzoek niet. Nader onderzoek moet uitwijzen of andere factoren een rol spelen, zoals de houding van de verdachte en de kwaliteit van de verdediging.
Waardevol
Frits Bakker, voorzitter van de Raad voor de rechtspraak, noemt het onderzoeksrapport waardevol: "De suggestie die uit de geconstateerde verschillen spreekt, namelijk dat rechters onderscheid maken, staat haaks op de kernwaarden van de rechter. Wetenschappelijk onderzoek naar de achterliggende
oorzaken vinden we daarom noodzakelijk. Het onderzoek levert belangrijke inzichten op in de oorzaak van verschillen in straftoemeting tussen autochtonen en allochtonen."
Volgens Peter Lemaire, raadsheer in het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en voorzitter van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), geeft het rapport stof tot nadenken. "Ik lees dat de verschillen snel kleiner worden als je rekening houdt met de omstandigheden bij het bepalen van een
passende straf. Maar we willen uitsluiten dat stereotiepe beelden over bepaalde groepen - onbewust - toch een rol spelen, hoe klein ook. We gaan dit rapport onder de aandacht brengen van onze collega's, van de officieren van justitie en van de advocatuur, zodat alle professionele
procesdeelnemers ervan op de hoogte zijn. Overigens is het LOVS - los van dit onderzoek, maar dit past daarbij - al in gesprek met zijn commissie rechtseenheid om voorstellen te doen de motivering van de strafmaat inzichtelijker te maken, zodat zo duidelijk mogelijk wordt gemaakt waarom de
rechter een bepaalde straf of maatregel oplegt."
Politierechter
Aanleiding voor het onderzoek is een artikel in het Nederlands Juristenblad uit 2012. Na observaties tijdens zittingen bij de politierechter, concludeerden de schrijvers dat een niet-Nederlands uiterlijk en een gebrekkige beheersing van de Nederlandse taal leidden tot een grotere kans op een
gevangenisstraf. Omdat een aantal factoren die mogelijk een rationele verklaring konden bieden niet in dat onderzoek waren betrokken, heeft de Raad voor de rechtspraak besloten verder onderzoek te laten uitvoeren.