Kinderen al in staat tot zelfcontrole

16 januari 2015

Kinderen al in staat tot zelfcontrole

Kinderen kunnen hun eigen gedrag al jong controleren en afremmen. Deze belangrijke vaardigheid gaat aanvankelijk gepaard met veel hersenactiviteit maar wordt in de late kindertijd en de adolescentie efficienter. Dat concludeert promovenda Margot Schel. Promotie op 22 januari.

Toch maar geen boze mail Iedereen kent het van zichzelf of anderen: iemand graag een mep willen geven maar toch kiezen voor een verbale terechtwijzing, een boze mail schrijven maar die toch niet versturen. Het zijn voorbeelden van uit jezelf stoppen met gedrag dat niet zo handig is, al doe je dat vaak pas op het laatste moment. Het gaat, kortom, om zelfcontrole. Dit in tegenstelling tot gedrag dat je beëindigt naar aanleiding van een externe prikkel, zoals niet doorrijden bij een rood stoplicht maar remmen en stoppen. Naar deze laatste vorm van zelfregulatie is al veel onderzoek gedaan, voor zelfcontrole geldt dit veel minder.

Zelfcontrole gaat steeds meer vanzelf

Uit Schels onderzoek bleek dat de hersengebieden die actief zijn bij uit jezelf stoppen voor een groot deel samenvallen met de gebieden die actief zijn bij stoppen na een extern signaal. Ook ontdekte Schel dat de gebieden bij kinderen veel actiever zijn dan bij volwassenen, bij gelijk gedrag (bijvoorbeeld stoppen). De onderzoekster en haar promotor, hoogleraar Ontwikkelings- en Onderwijspsychologie Eveline Crone, concluderen hieruit dat zelfregulatie efficiënter wordt in de late kindertijd en de adolescentie; zelfcontrole gaat steeds meer ‘vanzelf’ Schel stelde ook vast dat de hartslag vertraagt bij een stopbesluit.

Onderzoeken wat er niet is

Het is moeilijk onderzoek, juist omdat er geen sprake is van een extern stopsignaal. Ook is er geen gedragsmaat, dus geen concrete, directe meetmogelijkheid: de aanvankelijk beoogde handeling wordt immers juist niet uitgevoerd. Schel ontwikkelde een computerprogramma, waarbij proefpersonen een van een helling rollende knikker voor zich zagen. Werd de knikker groen, dan was dat het signaal om de knikker te stoppen. Als hij wit bleef konden de personen zelf beslissen of ze de knikker stopten of niet. Bij niet ingrijpen viel de knikker kapot. Schel onderzocht niet alleen of en wanneer mensen wel of niet stopten, maar maakte dit ook zichtbaar door veranderingen in hartslagfrequentie en hersenactiviteit te meten; deze maten zijn bij uitstek geschikt om meer te leren over gedrag in situaties waarin het gedrag zelf moeilijk te meten is.

Vervolgonderzoek voor concrete toepassing

Het onderzoek van Schel had tot doel te onderzoeken hoe mensen hun eigen gedrag kunnen controleren. Ook wilde ze weten hoe deze elementaire vaardigheid zich ontwikkelt in de kindertijd en de adolescentie. Het onderzoek biedt aanknopingspunten voor vervolgonderzoek met concrete toepassingen, zoals studies naar zelfcontrole bij kinderen met ADHD of een neiging tot agressie.

Het onderzoek maakte deel uit van een internationaal netwerk waarin onderzoekers uit het Verenigd Koninkrijk, België, Duitsland en Nederland zich samen inspanden om deze complexe processen meetbaar te maken en stappen te zetten in de richting van een beter begrip ervan. Het werd gefinancierd met een subsidie van de European Science Foundation