Hoorzitting over gebruik standaardtaal in media en politiek


22 januari 2015

Op maandag 19 januari 2015 hield de Interparlementaire Commissie van de Taalunie in het Vlaams Parlement in Brussel een publieke hoorzitting over het gebruik van de standaardtaal in media en politiek. Aanleiding was de petitie Nederlands Vanzelf Sprekend, waarmee verantwoordelijken in onder
meer media en politiek werden opgeroepen de standaardtaal blijvend uit te dragen. Doelstelling van de hoorzitting was meningen en opvattingen over het gebruik van de standaardtaal te inventariseren en te bekijken op welke punten Vlaanderen en Nederland van elkaar kunnen leren.

Taalbeleid

Tijdens de hoorzitting kregen de taaladviseurs van de openbare omroepen van Vlaanderen en Nederland, Ruud Hendrickx (VRT) en Michiel Hartzuiker (NOS), en de taaladviseur van het Vlaams Parlement en een medewerker van de Dienst Verslag en Redactie van de Nederlandse Tweede Kamer, Marianne van
Scherpenzeel en Roberto la Rocca, de gelegenheid het taalbeleid van hun respectieve instellingen toe te lichten. Na hun toelichtingen reageerden Manuela Van Werde (N-VA) en Johan Verstreken (CD&V) namens de Interparlementaire Commissie en werd per thema, media en politiek, een debat gevoerd
met de sprekers, de parlementsleden en het publiek, onder leiding van de voorzitter van de Interparlementaire Commissie, Wilfried Vandaele (N-VA).

Tegenstellingen
Uit de debatten kwam een aantal interessante tegenstellingen naar voren. Door de een wordt de standaardtaal gezien als een middel tot emancipatie en participatie, ook van en door nieuwkomers, door de ander wordt juist tolerantie ten aanzien van variatie belangrijk gevonden om iedereen ongeacht
zijn afkomst en opvoeding tot zijn recht te laten komen en deel te laten nemen aan de samenleving. Door de een worden leenwoorden gezien als een vervuiling van een zuiver Nederlands, door de ander worden ze net beschouwd als internationale woorden die de uitwisseling met andere talen
vergemakkelijkt. Voor beide kanten valt telkens iets te zeggen, maar voor het vormen van een uitgebalanceerd taalbeleid dienen ze vooral telkens samen in ogenschouw te worden genomen.

Vanzelfsprekendheid niet vanzelfsprekend
Uit de toelichtingen van de sprekers kwam een opvallende tegenstelling naar voren tussen Vlaamse aandacht voor verstaanbaarheid en correctheid enerzijds en Nederlandse nadruk op begrijpelijkheid en herkenbaarheid anderzijds. Luc Devoldere, hoofdredacteur van Ons Erfdeel en lid van de Commissie
Cultureel Verdrag Vlaanderen-Nederland, vatte dit verschil vanuit het publiek als volgt samen: "Natuurlijk delen wij dezelfde taal, maar we hebben een heel andere verhouding met taal. (...) Voor Nederlanders is het Nederlands zo vanzelfsprekend, dat ze er soms onverschillig mee omspringen.
Voor Vlamingen is alles wat met taal te maken heeft zo gevoelig (...), dat ze er vaak verkrampt door geraken. Maar tegelijk zullen het vooral Vlamingen zijn die zoals Johan Verstreken bevlogen opkomen voor hun taal. Dat is omdat wij ontzettend goed weten hoe weinig vanzelfsprekend de taal is
die wij hier nu spreken in dit land."

Hoe nu verder?
Misschien moeten de Vlamingen hun focus op verstaanbaarheid en correctheid soms wat losser laten en wat meer nadruk leggen op begrijpelijkheid en herkenbaarheid om hun taal wat minder krampachtig te gebruiken. En misschien moeten de Nederlanders iets minder vanzelfsprekend omgaan met de
verstaanbaarheid en correctheid van hun taal, zodat de begrijpelijkheid en herkenbaarheid ervan ook buiten het kerngebied van de Randstad toeneemt. Het zijn bedenkingen die de toeschouwer zich kon maken, maar het is aan de Interparlementaire Commissie om aanbevelingen te formuleren.

U kunt de integrale hoorzitting bekijken via: https://www.youtube.com/watch?v=Xu8JDDgP4_s.



*