Patrick van den Brink: 'Het CCV zal nooit overbodig worden'


Sinds december 2014 is Patrick van den Brink directeur van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV). Aan de hand van drie vragen stelt hij zich voor. "Ik heb de innerlijke overtuiging dat je het samen moet doen."

Patrick van den Brink werkte onder andere als sociaal rechercheur bij de Sociale Dienst Amsterdam, bij het Landelijk Recherche Team, als manager van de afdeling Forensic Services van Deloitte & Touche en als wethouder in Hilversum. De afgelopen zeven jaar was hij burgemeester van IJsselstein.

Van burgervader tot directeur van een netwerkorganisatie - dat is nogal een stap?

Het onderwerp veiligheid spreekt me aan, en ik voel me aangetrokken tot organisaties die in maatschappelijk opzicht het verschil willen maken. Veiligheid is een kernwaarde voor onze samenleving. En bij het CCV kan ik daaraan een bijdrage leveren.

Gedurende mijn loopbaan heb ik op allerlei plekken, vanuit diverse niveaus in organisaties en met verschillende verantwoordelijkheden te maken gehad met veiligheid. Ik hoop daardoor de verbinding te kunnen maken tussen de strategische en de operationele kanten van criminaliteitspreventie. Ik
denk bijvoorbeeld aan ingewikkelde dossiers dusdanig vorm geven dat je er in de praktijk iets mee kan. Dikke rapporten die onderin een la verdwijnen, daar ben ik niet van.

Wat ik meeneem uit mijn arbeidsverleden, is dat ik heb ervaren - soms bijna letterlijk aan den lijve - dat er bij criminaliteitspreventie rendement te behalen is uit samenwerking. Er valt gewoon winst te boeken als partijen zoals gemeenten, Openbaar Ministerie, politie en jongerenwerk
onderling goede afspraken maken, en hetzelfde doel voor ogen hebben. En dan bedoel ik niet alleen abstracte doelen, maar ook concrete, bijvoorbeeld als het gaat om samenwerking met horeca, sportclubs of scholen. Niet in alle gemeenten is de meerwaarde van publiek-private samenwerking al
optimaal onderkend. En met het CCV wil ik eraan bijdragen dat dat wel gebeurt. Het CCV heeft alle expertise in huis om professionals te ondersteunen. En mochten we toch iets niet weten, dan kunnen we wel de partijen vinden die het wel weten.

Het stimuleren van publiek-private samenwerking voor veiligheid, dat is een vanzelfsprekendheid?

Veiligheid is geen monopolie van de overheid. Ik heb in IJsselstein ook altijd gezegd: de burger is consument en producent van veiligheid. En dat geldt ook voor bedrijven. De overheid is natuurlijk wel een belangrijke veiligheidspartner. En het CCV kan daarbij ook een rol spelen: door te laten
zien dat publiek-private samenwerking optimale effecten sorteert.

Nog niet iedereen in gemeenteland beseft hoe een andere partij kan helpen om veiligheid te verbeteren. En hoe zinnig het is om bijvoorbeeld politie, OM en woningcorporaties te betrekken, omdat die over andere bevoegdheden en instrumenten beschikken.

Wat ik niet goed vind, is als publiek-private samenwerking alleen gebruikt wordt om bezuinigingen op te vangen. Ik heb de innerlijke overtuiging dat je het samen moet doen. Organisaties mogen best wat meer over de eigen grenzen kijken. Zo zouden instanties met zorgtaken en partijen met taken
op het gebied van criminaliteitspreventie meer kunnen samenwerken.

De grootste uitdaging voor 2015?

Ik merk dat de producten van het CCV goed bekend zijn - het CCV zelf minder. In IJsselstein werkten we met het Politiekeurmerk Veilig Wonen, de Kwaliteitsmeter Veilig Uitgaan en Buurtbemiddeling. Maar ik wist niet dat de oorsprong daarvan het CCV was. Is dat erg? De naamsbekendheid van het CCV
is voor mij geen doel op zich. Maar als het CCV niet gevonden wordt, dan wordt onze expertise onvoldoende ingezet. En dat is zonde.

Het CCV zal naar mijn idee nooit overbodig worden. Een criminaliteitsvrije samenleving is een utopie die we helaas nooit gaan bereiken. Door de tijd heen zal het CCV zich wel ontwikkelen: de wereld om ons heen verandert en we zijn een dynamische organisatie die daarop inspeelt.