Drie rijkstoezichthouders geven een kritisch signaal af over certificeringsstelsels
Nieuwsbericht | 19-01-2015
De Inspectie SZW, de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) en de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) hebben hun ervaringen verzameld en komen tot de conclusie dat er nog veel gedaan moet worden voordat toezichthouders weg kunnen blijven bij private certificaten en keurmerken. De Minister van EZ heeft dit signaal op 14 januari 2015 aan de Tweede Kamer aangeboden en betrekt de ervaringen bij een nieuw Kabinetsstandpunt over certificatie en accreditatie.
De drie diensten hebben door hun werk als toezichthouder veel informatie over de werking van keurmerken en certificaten. Ze hebben die ervaringen naast elkaar gelegd en zien nog te vaak dezelfde problemen optreden. Dat is aanleiding om een kritisch signaal af te geven.
De Inspectie SZW haalt onder andere de ervaringen in de asbestsector en de ervaringen met het SNA-keurmerk in de uitzendsector aan. Uit de handhavingscijfers van de Inspectie blijkt dat deze keurmerken nog geen garantie zijn dat de wet wordt nageleefd. De NVWA heeft onder andere de inspectieresultaten van ca. 1950 levensmiddelenproducenten geanalyseerd. Het blijkt dat veel bedrijven (59%) met een certificaat of keurmerk nog onvoldoende voldoen aan de relevante wet- en regelgeving. De ILT haalt ervaringen met certificaten voor Bodem Intermediairs aan waarin de inspectie constateert dat de normbeheersing op hoofdlijnen goed lijkt maar dat het normbesef en normrealisatie van de organisaties verbetering behoeft.
Er zijn ook positieve ervaringen. Naar aanleiding van een onderzoek van TNO heeft de Inspectie SZW de afspraken over minder toezicht bij bedrijven met een OSHAS 18001 certificaat verlengd.
De ervaringen van de toezichthouders zijn niet altijd representatief voor de hele sector, omdat een deel van de informatie voortkomt uit risicogestuurde inspecties of audits. Toch geven de ervaringen wel inzicht in de punten waar het misgaat. Een van de belangrijkste risico's die de diensten zien is terughoudendheid met het nemen van maatregelen door de instellingen die een certificaat of keurmerk afgeven, wanneer zij constateren dat een bedrijf of persoon zich niet aan de normen van het certificaat houdt. Ook zien de diensten dat de kwaliteit van de controles niet altijd voldoende is, dat er soms geen onaangekondigde controles mogelijk zijn waar dat wel relevant is, of dat de controles te weinig op de praktijk gericht zijn. Verder is de informatieuitwisseling tussen instellingen die certificaten afgeven en de rijkstoezichthouders belangrijk.
Als een van de mogelijke oorzaken van problemen zien de toezichthouders de klantrelatie tussen de instelling die het certificaat afgeeft en degene die het krijgt. Daardoor is er druk om goedkoop te werken. De onafhankelijkheid van certificerende instellingen is daarom belangrijk. Andere mogelijke oorzaken zijn bijvoorbeeld het ontbreken van eigen intrinsieke motivatie van ondernemers om aan de normen te voldoen en complexe of onduidelijke regelgeving.
De drie diensten zijn kritisch maar zien ook de meerwaarde van samenwerking van publieke en private partijen bij certificaten en keurmerken. Ze presenteren een lijst van criteria waarmee rekening gehouden kan worden bij de vraag of toezichthouders kunnen wegblijven bij een certificaat of keurmerk.