Kamerbrief over voltrekking doodvonnis Nederlander Ang Kiem Soei in Indonesie Minister Koenders (Buitenlandse Zaken) reageert op het voltrekken van het vonnis van zes wegens drugshandel ter dood veroordeelden ... Kamerstuk: Kamerbrief | 17-01-2015 | BZ

Minister Koenders (Buitenlandse Zaken) reageert op het voltrekken van het vonnis van zes wegens drugshandel ter dood veroordeelden in Indonesie, onder wie de Nederlander Ang Kiem Soei.

Download "Kamerbrief over voltrekking doodvonnis Nederlander Ang Kiem Soei in Indonesie"

PDF document | 162 kB

Kamerstuk: Kamerbrief | 17-01-2015

Vragen? Bel Informatie Rijksoverheid: 1400

Verantwoordelijk ministerie

* Ministerie van Buitenlandse Zaken

Zie het origineel. Datum: 17 januari 2015 Betreft: tenuitvoerlegging doodstraf van de Nederlander Ang Kiem Soei in Indonesië Directie Consulaire Zaken en Visumbeleid Onze Referentie DCV/CA-008/2015 Bijlage(n) 1 www.rijksoverheid.nl Naar aanleiding van de executie van de heer Ang Kiem Soei in Indonesië informeer ik u hierbij over deze zaak. Nederland veroordeelt deze executie en de overige voltrokken executies resoluut. Het is triest en verontrustend dat de heer Ang samen met vijf anderen is geëxecuteerd door een vuurpeloton. Het kabinet leeft mee met de familie, voor wie dit na jaren van onzekerheid een dramatische afloop is. Nederland is en blijft principieel tegen de doodstraf en de uitvoering ervan. Het is een wrede en onmenselijke straf, die staat voor een onacceptabele ontkenning van menselijke waardigheid en integriteit. Nederland zal zich, ook in EU-verband, blijven inzetten voor het wereldwijd tegengaan van de doodstraf. Het kabinet heeft alle mogelijke middelen ingezet om de Indonesische autoriteiten ertoe te bewegen de executie af te gelasten. Het doodvonnis van de Nederlander was de afgelopen jaren een terugkerend agendapunt bij gesprekken van Nederlandse vertegenwoordigers met hun Indonesische collega’s. Zowel juridisch, diplomatiek als politiek en in bilateraal, Europees en VN-verband (speciale rapporteur) heeft Nederland onverminderd druk uitgeoefend op Indonesië om de executie niet uit te voeren. Ik heb contact gehad met collega’s uit landen waarvan burgers ook op de lijst van aanstaande executies stonden. De minister-president heeft op 14 januari 2015 een brief over deze zaak gestuurd aan de Indonesische president. Zijne Majesteit de Koning heeft op 15 januari 2015 gesproken met president Joko Widodo over deze zaak en de president verzocht zijn afwijzing van het gratieverzoek te heroverwegen en de doodstraf om te zetten. En ik heb herhaaldelijk gesproken met mijn Indonesische collega. De Nederlandse ambassade in Jakarta, het ministerie van Buitenlandse Zaken in Den Haag en het kabinet hebben zich voortdurend en onvermoeibaar ingezet om deze executie te voorkomen. Indonesië is een belangrijke partner van Nederland in Azië. Tegelijk staat vast dat voor nu, na deze executie, niet zomaar kan worden overgegaan tot de orde van de dag. Naar aanleiding van de executie heb ik de Nederlandse ambassadeur in Jakarta voor consultaties tijdelijk teruggeroepen naar Den Haag. Daarnaast heb ik de Tijdelijk Zaakgelastigde van Indonesië in Den Haag ontboden voor tekst en uitleg, waarbij ik hem de Nederlandse reactie kenbaar zal maken. De door mij voor deze zaak naar Jakarta gestuurde speciaal gezant keert met de Nederlandse ambassadeur terug naar Den Haag. In bijlage treft u aan een achtergrond en uiteenzetting van de voornaamste recente stappen die Nederland heeft ondernomen om de executie te voorkomen. De Minister van Buitenlandse Zaken, Bert Koenders Achtergrond en uiteenzetting van voornaamste recente stappen die Nederland heeft ondernomen om de executie te voorkomen Arrestatie en aanklacht 2002 Ang Kiem Soei werd in april 2002 aangehouden in Hotel Borobudur in Jakarta op verdenking van de productie van XTC. Hij zou de eigenaar zijn van twee fabrieken in Tangerang waar op grootscheepse schaal XTC werd geproduceerd. Hij werd op 13 januari 2003 veroordeeld en hem werd de doodstraf opgelegd. Indonesië handhaafde toentertijd een de facto moratorium ten aanzien van de doodstraf. 2013 – oktober 2014 Diplomatiek traject In 2012 kwamen tekenen dat Indonesië het de facto moratorium dat sinds 2008 gold, wilde opheffen. In mei 2013 ontving de Nederlandse ambassade van het Indonesische ministerie van Buitenlandse Zaken een nota dat er plannen waren om Ang te executeren, maar dat hem nog de mogelijkheid restte om een gratieverzoek in te dienen bij de President. Dit viel samen met hervatting van executies van ter dood veroordeelde (drugs-)criminelen. Het op 17 juni 2013 ingediende gratieverzoek is ondersteund door de Nederlandse ambassade, de minister van Buitenlandse Zaken en de minister-president. Zo werd de zaak tijdens het bezoek van de minister-president aan Indonesië in november 2013 besproken. De diplomatieke interventies op het hoogste niveau zorgden ervoor dat Nederland de garantie kreeg van Indonesië dat Nederland geen verrassingen hoefde te verwachten ten aanzien van de zaak van de heer Ang. In de aanloop naar de verkiezingen werd er door president Yudhoyono geen beslissing genomen over ingediende gratieverzoeken. Juridisch traject Op 17 juni 2013 werd een gratieverzoek ingediend. Het werd opgesteld door de advocaten in nauwe afstemming met de ambassade, zodat ook het perspectief van het kabinet goed werd verwoord. Ook in de verspreiding van het gratieverzoek werd tussen advocaten en ambassade nauw samengewerkt: de juridische organen (rechtbank, Supreme Court, Attorney General) werden door de advocaten voorzien van een kopie, de politieke organen (President, diverse ministeries) door de ambassade. In de aanloop naar de verkiezingen van 2014 waren alle ogen gericht op President Yudhoyono, die immers moest aftreden. Ook de andere landen met ter dood veroordeelde burgers (w.o. Australië en Frankrijk) hadden gratieverzoeken op het bureau van de president liggen en probeerden hem te beïnvloeden. Uiteindelijk nam Yudhoyono geen beslissing op het gratieverzoek. Aantreden President Joko Widodo Diplomatiek traject Met de komst van de nieuwe president van Indonesië - voormalig Gouverneur van Jakarta - Joko Widodo in oktober 2014, werd een hardere lijn ingezet ten aanzien van voor drugsmisdrijven ter dood veroordeelde gedetineerden. De president kondigde begin december 2014 aan geen gratie te verlenen aan veroordeelde drugscriminelen en om de opgelegde doodstraf uit te voeren. Ingezet werd op ten minste 20 executies. De Nederlandse ambassade in Jakarta kreeg van de Indonesische overheid de garantie dat zij 72 uur voor een daadwerkelijke executie zou worden geïnformeerd. Nederland kreeg niet, zoals was afgesproken, vooraf een waarschuwing van de Indonesische regering dat het gratieverzoek van de heer Ang op 30 december 2014 werd afgewezen. Het eerste bericht hierover kwam via de Nederlandse advocaat op 7 januari 2015. De Nederlandse ambassade kreeg desgevraagd op 8 januari 2015 via een nota formeel het afwijzingsbericht van het gratieverzoek. Vanaf 7 januari 2015 werden direct via de diplomatieke kanalen stappen gezet om de zaak van de heer Ang te bepleiten. Dat gebeurde in samenspraak met Ang’s advocaat om elke actie synchroon te laten lopen met het juridische traject. Op 8 januari 2015 belde de minister van Buitenlandse Zaken met zijn ambtgenoot, minister Marsudi, om zijn grote zorg kenbaar te maken. Op 9 januari 2015 stuurde de Nederlandse ambassade in Jakarta een nota aan de Indonesische autoriteiten, waarin werd vermeld dat de juridische stappen die op korte termijn werden genomen om executie te voorkomen, werden ondersteund door de Nederlandse overheid. Het bezoek aan Nederland van 12 tot en met 16 januari 2015 van vertrekkend ambassadeur en huidig minister van Buitenlandse Zaken van Indonesië, Mevrouw Retno Marsudi, werd aangegrepen om de zaak van de heer Ang te bepleiten. De minister-president en de minister van Buitenlandse Zaken brachten de mogelijke executie van de heer Ang nadrukkelijk en indringend onder haar aandacht en verzochten met klem om een heroverweging van de afwijzing van het gratieverzoek. Ook werd de wens overgebracht dat op het hoogste niveau zo spoedig mogelijk met de Indonesische president gesproken kon worden over de zaak van de heer Ang. Een zelfde boodschap werd tegelijkertijd met grote urgentie overgebracht door de Nederlandse ambassadeur in Jakarta. Op 14 januari 2015 werd een brief van de minister-president aan president Widodo aangeboden met een verzoek om de afwijzing van het gratieverzoek te heroverwegen en een telefonisch onderhoud te voeren over de zaak. Dit verzoek werd door de Nederlandse ambassade meteen doorgestuurd naar alle relevante instellingen. Tegelijkertijd werd een verzoek ingediend tot uitstel van executie. Op 14 januari 2015 ontving de Nederlandse ambassade in Jakarta een nota met het verzoek contact op te nemen met de aanklager in Banten. Dit werd de notificatie waarmee de termijn van 72 uur voor executie inging. Zijne Majesteit de Koning sprak op 15 januari 2015 met president Widodo over deze zaak en verzocht de president zijn afwijzing van het gratieverzoek te heroverwegen en de doodstraf om te zetten. Op 15 januari 2015 werd op Nederlands initiatief een EU-verklaring uitgegeven die opriep om de executies in Indonesië niet uit te voeren. Dit volgde op een eerdere EU-demarche van 12 december 2014. De Nederlandse ambassade vernam op 15 januari 2015 tijdens een persconferentie dat de executie van de heer Ang op 18 januari 2015 (Indonesische tijd) zou worden voltrokken, samen met vijf andere ter dood veroordeelden, afkomstig uit Indonesië (vrouw), Vietnam (vrouw), Malawi, Nigeria en Brazilië. Op 16 januari 2015 belde de minister van Buitenlandse Zaken nogmaals met zijn Indonesische ambtgenote om zijn grote zorg uit te spreken. De advocaat van de heer Ang diende op 16 januari 2015 een herzieningsverzoek in, dat werd geweigerd door de autoriteiten. Wel werd de aanbiedingsbrief geregistreerd voor ontvangst. Tegelijkertijd werd een petitie ingediend bij de VN Speciale Rapporteur inzake standrechtelijke executies over de zaak van de heer Ang, die ook via diplomatieke kanalen onder de aandacht werd gebracht van de Speciale Rapporteur. Op 16 januari 2015 is de speciaal gezant van de minister van Buitenlandse Zaken naar Jakarta gezonden om op 17 januari 2015 de zaak van de heer Ang onder de aandacht van vice-president Kalla te brengen, in een gezamenlijk overleg met de Nederlandse ambassadeur. De vice-president gaf aan dat er geen mogelijkheid meer was voor de Indonesische president om in deze zaak een uitstel of een afstel af te geven. “De rechter heeft gesproken en de president heeft het gratieverzoek afgewezen”, aldus Kalla. Volgens Kalla had de heer Ang zich in de ogen van Indonesië schuldig gemaakt aan de meest ernstige strafbare feiten en diende zijn straf uit te worden gevoerd aangezien er dagelijks teveel jonge Indonesiërs sterven aan de gevolgen van drugsgebruik. De speciaal gezant bracht het Nederlandse en EU-standpunt ten aanzien van de doodstraf onder de aandacht van de vice-president. Naast het principiële argument dat Nederland en de EU tegen de doodstraf zijn, werd tevens gesteld dat volgens internationale normen de doodstraf alleen mag worden toegepast voor de ernstigste misdrijven en dat drugsdelicten daar niet onder vallen zoals bepaald in het internationale verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten, waar ook Indonesië partij bij is. In dat perspectief heeft de speciale gezant aangehaald dat ook Indonesië, net als Nederland, zich inzet voor zijn burgers die dreigen te worden geëxecuteerd in andere landen. De speciaal gezant wees ook op studies van de UNODC die concluderen dat de doodstraf geen werkbaar middel is. Hij nodigde de Indonesische autoriteiten uit om met eigen ogen te komen kijken naar de Nederlandse aanpak. Op 17 januari 2015 werd ingezet om toegang te krijgen tot het Indonesische ministerie van Buitenlandse Zaken en de president, om zowel op Nederlands als op gezamenlijk EU-niveau een demarche mogelijk te maken. Deze demarche heeft niet kunnen plaatsvinden. Vanaf 7 januari 2015 vond elke dag meerdere malen contact plaats met de Indonesische autoriteiten. Deze contacten betroffen alle relevante juridische instellingen, het ministerie van Buitenlandse Zaken, de stafchef van de president en andere hoogwaardigheidsbekleders. Daarbij werden telkenmale de belangrijkste argumenten tegen de op handen zijnde terechtstelling naar voren gebracht en is de brief van de minister-president overhandigd. Ook zijn de juridische verweerschriften telkenmale onder de aandacht gebracht. De minister van Buitenlandse Zaken heeft telefonisch overleg gevoerd met collega’s uit landen waarvan burgers ook op deze executielijst stonden. De familie van de heer Ang werd op de hoogte gebracht en door de ambassade ondersteund bij het mogelijk maken van bezoeken aan de heer Ang om afscheid van hem te kunnen nemen. Bij de executie waren zijn Nederlandse advocaat en een medewerker van de Nederlandse ambassade aanwezig. Juridisch traject Op 7 januari 2015 hoorde advocaat Stapert via zijn informele bronnen dat het gratieverzoek door President Jokowi zou zijn afgewezen. Dat werd op 14 januari 2015 officieel bevestigd in een nota aan de Nederlandse ambassade te Jakarta. Sinds de afwijzing van het gratieverzoek werd door de advocaten gewerkt aan een nieuw herzieningsverzoek, waarin onder meer ook de ogenschijnlijke onzorgvuldigheid en willekeur van de gratieprocedure aan de orde werd gesteld. Daarnaast werd wederom aandacht gevraagd voor het feit dat het eerste verzoek tot herziening nooit adequaat is behandeld, c.q. onvoldoende gemotiveerd is afgewezen. Advocatenkantoor Ponto trachtte op 16 januari 2015 dit verzoek in te dienen, maar de indiening werd geweigerd. Nadere motivering werd niet gegeven. Er werd slechts mondeling vermeld dat het verzoek niet kon worden ingediend. Toelichting rechtsbijstand aan Nederlandse gedetineerden in het buitenland die ter dood veroordeeld kunnen worden of veroordeeld zijn Op 11 april 2011 heeft de minister van Buitenlandse Zaken uw Kamer geïnformeerd over het beleid ten aanzien van financiering van rechtsbijstand aan Nederlandse gedetineerden in het buitenland die ter dood veroordeeld kunnen worden of veroordeeld zijn. Het Nederlandse beleid gaat uit van de eigen verantwoordelijkheid van gedetineerden om te voorzien in hun verdediging, in combinatie met de plicht van het land van detentie om een advocaat ter beschikking te stellen indien betrokkene zelf niet over middelen beschikt. De doodstraf is volgens Nederland een ernstige inbreuk op het recht op leven, dat onder meer is vastgelegd in artikel 3 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Op grond hiervan is het beleid dat in doodstrafzaken geldt dat - in afwijking van het hierboven beschreven beleid inzake rechtsbijstand bij niet doodstrafzaken - een beroep op de Nederlandse overheid kan worden gedaan in zaken waar de doodstraf aan de orde is. Hierbij wordt rekening gehouden met het Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen dat inmenging in de lokale rechtsgang niet toestaat.