Onveilige en intimiderende werkomgeving in Laarbeek


Onveilige en intimiderende werkomgeving in Laarbeek

09-01-2015

Er was in Laarbeek zeker aanleiding om te spreken over een onveilige en intimiderende werkomgeving. Dat verklaart waarom de burgemeester deze woorden gebruikt heeft in een raadsvergadering op 8 oktober 2014.

Dat is de conclusie van de Onderzoekscommissie Laarbeek die haar rapport presenteert aan de commissaris van de Koning van Noord-Brabant en de raad van de gemeente Laarbeek. De Onderzoekscommissie plaatst de gebeurtenissen in Laarbeek in een breder perspectief en komt tot een tweetal algemenere
aanbevelingen.

Onderzoekscommissie

De onderzoekscommissie bestaat uit Dick de Cloe, Cyrille Fijnaut en Pieter Tops. De commissie onderzocht of er in objectieve zin aanleiding was voor de burgemeester van Laarbeek om te spreken over een onveilige en intimiderende werkomgeving waarbinnen hij moest functioneren. De commissie
concludeert dat de burgemeester van Laarbeek, Hans Ubachs, moest ervaren dat de samenwerking met een aantal leden van B. en W. zich steeds stroever ontwikkelde. Bij het aan de orde stellen van bestuurlijke integriteit en bij de BIBOB-aanvragen kreeg hij met tegenwerking te maken. Een onderzoek
naar een cafe in Lieshout lijkt het startpunt te zijn van een reeks gebeurtenissen. Dit betrof een onderzoek naar declaraties, een negatief blog van Radio Kontakt, het lekken van een vertrouwelijke brief van een wethouder, een vals Wob-verzoek en een publicatie in het Eindhovens Dagblad over
een vertrouwelijk onderzoek.

Ongunstig daglicht

Dit lekken van vertrouwelijke informatie zorgt dat de burgemeester in een ongunstig daglicht kwam te staan. Het is een middel om een bestuurder het werken onmogelijk te maken. (`lekken doe je moedwillig'). De Onderzoekscommissie constateert nadrukkelijk dat het de burgemeester niet makkelijk
werd gemaakt. Zelfs via de band van de samenleving werd druk uitgeoefend. De Onderzoekscommissie acht primair anderen verantwoordelijk voor de omstandigheden die het gedrag van de burgemeester hebben ontregeld. De commissie merkt ook op dat de burgemeester soms risicovol en onbegrijpelijk
gedrag vertoonde: Het is in kringen van bestuurders bekend dat declaraties een bananenschil kunnen zijn en de mogelijkheid om een `tweede kans' te laten slagen wordt onvoldoende opgepakt. Niet de incidenten met de knotwilg en het Sinterklaasfeest zijn het probleem maar vooral het leugenachtig
gedrag van de burgemeester er omheen.

Positie

De gebeurtenissen in Laarbeek geven de Onderzoekscommissie aanleiding tot 2 meer algemenere opmerkingen ten aanzien van de positie van een burgemeester.

* Allereerst vraagt de scherpere verantwoordelijkheid van een burgemeester voor bestuurlijke integriteit om nadere afspraken in regionaal verband, onder andere vanwege de korte afstand tussen burger en bestuur op gemeentelijk niveau en de gevoeligheid van BIBOB-procedures.
* Ten tweede wordt de positie van de burgemeester steeds ingewikkelder; naast verbinder treedt deze steeds meer op als hoeder van de rechtsstaat, die grenzen stelt. Die uiteenlopende eisen vragen een bezinning op het ambt van burgemeester.

Ten slotte vraagt de commissie zich af of zich ook elders vergelijkbare ontwikkelingen voordoen.