Drie jaar nachtvlinderen in het Leeuwarder Bos
9 januari 2015
Drie jaar nachtvlinderen in het Leeuwarder Bos
De laatste tien jaar wordt er steeds meer naar nachtvlinders gekeken en zitten overal in het land mensen avonden lang bij lamp en laken. Dat levert veel informatie op waarmee op den duur nachtvlinders ook effectief beschermd kunnen worden.
Het onderzoeken van nachtvlinders op veel verschillende plekken levert informatie over het voorkomen van soorten. Welke nachtvlinder zit waar? Als je langer op eenzelfde plek kijkt krijg je overzicht over hoe het met de vlinders gaat. Dat is wel een kwestie van lange adem, want op plekken waar
al meer dan tien jaar achtereen wordt `gelicht' blijken toch nog jaarlijks nieuwe soorten te worden gevonden. In het Leeuwarderbos wordt nu drie jaar op een vaste manier geteld en Jeroen Breidenbach en Merel Zweemer hebben daarover een artikel gepubliceerd in het tijdschrift Twirre.
Esdoorndwergspanner, nieuw voor Friesland (foto: Jeroen Breidenbach)
Gedurende die drie jaar zijn er 31 vangnachten geweest waarbij met een lamp en laken op een vaste plaats is gewerkt. In totaal zijn er 202 soorten (macro)nachtvlinders op naam gebracht en zijn bijna 5000 vlinders geteld. De haarbos was de nummer 1 met maar liefst 594 exemplaren. Huismoeder
volgt op respectabele afstand met 336 vlinders en de nummer 3, zwarte c-uil werd 255 keer gezien. Naast deze zeer talrijke en wijd verbreide soorten zijn er ook twee nachtvlinders gevonden die nog niet uit de provincie Friesland bekend waren, namelijk witvlekbosrandspanner (Melanthia
procellata) en esdoorndwergspanner (Eupethecia inturbata).
De tweede nieuwe soort voor Friesland witvlekbosrandspanner (foto: Jeroen Breidenbach)
Vanuit deze resultaten kun je ook een schatting maken van het totaal aantal soorten dat op de vanglocatie voorkomt. Je weet namelijk zeker dat je nooit alles te zien krijgt wat er zit. Er is in Engeland een methode ontwikkeld (De CHAO-formule) waarmee je met behulp van veldgegevens (het aantal
gevonden soorten, het aantal soorten die maar eenmaal is gevonden en het aantal dat tweemaal is aangetroffen) kunt berekenen hoeveel soorten er aanwezig zullen zijn geweest. Op de vanglocatie in het Leeuwarderbos zouden in de jaren 2012-2014 volgens deze schatting 238 soorten aanwezig zijn
geweest. Dat betekent dat toch meer dan 80% van de aanwezige soorten ook daadwerkelijk is gevonden. Er bleek een duidelijk verschil te zijn tussen de twee grootste families. Van de uilen werd 90% van de te verwachte soorten daadwerkelijk gevonden, terwijl bij de spanners dat percentage net 70%
was. Als er langer op eenzelfde locatie wordt gevangen zal het percentage uiteraard steeds hoger worden.
Het artikel:
Breidenbach, Jeroen & Merel Zweemer, 2014. Drie jaar lang macronachtvlinders inventariseren in het Leeuwarder Bos: wat levert het op? Twirre 27 (2): 9-16.