Omvang gasbel Groningen werd geleidelijk duidelijk


23 juli 2014

Den Haag

Op 22 juli 1959 wordt in de buurt van het Groningse dorpje Kolham, gemeente Slochteren, een aardgasveld ontdekt. Niemand vermoedt dan nog dat het veld een van de grootste gasvelden ter wereld is. Dat wordt pas na een paar jaar onderzoek duidelijk.

Mogelijk belangrijke gasvoorkomens

De Nederlands Aardolie Maatschappij (NAM) vermoedt al voor 1950 dat er aardgas in de Groningse bodem zit. Erg veel wordt daar aanvankelijk niet van verwacht. In het werkplan voor het jaar 1959 stelt het Staatsgasbedrijf nog dat er geen nieuwe leidingaanleg wordt voorgesteld voor de noordelijke
provincies, `omdat hier voorshands geen nieuwe ontwikkelingen van de aardgasvoorziening wordt verwacht'. Bekend is dan al wel dat de NAM nieuwe boringen uitvoert `met vermoedelijk belangrijke gasvoorkomens'. Ook in het werkplan voor 1960, dat op 13 mei 1959 wordt opgesteld, wijst niets er nog
op dat er een grote gasvondst wordt verwacht.

Kleine nieuwsberichten

De eerste berichten van de gasvondst in Groningen verschijnen op 5 augustus in een aantal landelijke kranten. De meeste dagbladen maken slechts in een kort artikel melding van de vondst en de aangekondigde verdere proefboringen. In het jaarverslag over 1959 spreekt het Staatsgasbedrijf voor
het eerst voorzichtig over `Slochteren'. De NAM heeft een aanbod gedaan voor het aanbieden van 150.000 m3 per dag uit het Groningse veld en heeft laten weten dat `een aanzienlijke verhoging van het aanbod uit dit brongebied tot de mogelijkheden behoort'.

Esso weet van niets

Het blijft vervolgens lange tijd stil rond de gasvondst. Achter de schermen werkt de NAM, een joint-venture van het Nederlandse energiebedrijf Shell en het Amerikaanse Esso, aan de ontwikkeling van het veld. De bedrijven hebben beide een gelijk aandeel in de onderneming, maar in de praktijk
bemoeit alleen Shell zich met de dagelijkse gang van zaken. Wanneer de Belgische Europarlementarier en voorzitter van de Commissie voor Energieonderzoek en Atoomvraagstukken Victor Leemans op 14 oktober 1960 bijna terloops bekendmaakt dat er 300 miljard m3 aardgas in de Groningse bodem zit is
dat plotseling groot nieuws. Esso weet van niets en reageert `not amused'. Binnen enkele dagen wordt een delegatie vanuit New Jersey naar Nederland gestuurd om de Amerikaanse belangen in de NAM te gelde te maken.

Geschatte omvang blijft groeien

Het door Leemans genoemde getal wordt aanvankelijk nog door minister van Economische Zaken De Pous tegengesproken. In antwoord op Kamervragen over de bekendmaking antwoordt de minister dat de omvang van het gasveld op basis van de dan bekende gegevens geschat wordt op 60 miljard m3. In de
navolgende jaren blijkt echter dat het gasveld veel groter is dan aanvankelijk wordt aangenomen. Schattingen lopen op van 40 miljard m3 in 1960 naar 150 miljard in 1961, 2.000 miljard in 1967 tot 2.800 miljard vandaag de dag.

Nationaal Archief

2.06.098 Ministerie van Economische Zaken: Directoraat-Generaal Industrie en Energievoorziening, invnrs. 144-148, 195.