Standaardbehandeling hepatitis C met interferon nadert einde


24-04-2013

Het New England Journal of Medicine (NEJM) publiceert op 24 april twee artikelen die melden dat een nieuw middel tegen hepatitis C (sofosbuvir) aanzienlijk beter werkt dan de huidige behandeling met interferon en rivabirine. In een begeleidend commentaar stelt Joost Drenth van het UMC St
Radboud, dat de interferonbehandeling binnenkort zeker zal gaan sneuvelen. Tegelijkertijd schrijft hij dat de snelle ontwikkeling van nieuwe medicijnen niet ten koste mag gaan van goed klinisch onderzoek. Op dit punt is er volgens hem nog wel het een en ander aan te merken op het onderzoek met
sofosbuvir dat vandaag in het NEJM verschijnt.

Bijwerkingen

Patienten met hepatitis C werden tot voor kort meestal behandeld met interferon en rivabirine. Die behandeling gaat vaak gepaard met allerlei bijwerkingen zoals griepachtige verschijnselen, moeheid, meer kans op infecties, stoornissen in schildklierfuncties en psychiatrische problemen. Vanwege
de soms ernstige bijwerkingen wordt de behandeling uitgevoerd in speciale hepatitis behandelcentra, waaronder het UMC St Radboud.

Betere scores

"De afgelopen jaren zijn we veel te weten gekomen over de manier waarop het hepatitis C virus zich vermenigvuldigt in de mens", zegt Joost Drenth, hoogleraar maagdarmleverziekten in het UMC St Radboud. "Die kennis heeft geleid tot nieuwe medicijnen, zoals protease- en polymeraseremmers, die de
virusvermenigvuldiging op essentiele onderdelen verstoren. Artsen zijn blij met de komst van nieuwe en effectievere medicijnen, omdat de huidige behandeling gepaard gaat met veel bijwerkingen."
Het NEJM publiceert nu twee artikelen met in totaal vier verschillende onderzoeken naar de werking van alweer een nieuw medicijn: de polymeraseremmer sofosbuvir. Het medicijn laat in die onderzoeken bemoedigende resultaten zien. Bij de bestrijding van twee verschillende hepatitis C types is de
standaardbehandeling (interferon en ribavirine) succesvol bij 78 en 63 procent van de patienten. De nieuwe combinatie van sofosbuvir en ribavirine scoort op onderdelen beter: 97 en 56 procent. Wordt bij dezelfde hepatitis c types de combinatie van sofosbuvir en ribavirine vergeleken met een
placebo, dan geneest geen enkele placebogebruikers tegenover 93 en 61 procent van degenen die de nieuwe medicijncombinatie gebruiken.

Zorgvuldig onderzoek vereist

"Mooie resultaten", zegt Drenth, maar tegelijkertijd levert hij in het NEJM ook stevig commentaar op de manier waarop dit klinische onderzoek is uitgevoerd: "In slechts een van de vier onderzoeken wordt het effect van het nieuwe geneesmiddel vergeleken met een placebo. Dat zou standaard moeten
gebeuren." Ook vindt hij het vreemd dat in het onderzoek het behandelresultaat van het geneesmiddel al na 12 weken wordt beoordeeld, terwijl 24 weken gebruikelijk is. Is dat belangrijk? "Zeker!", zegt Drenth. "In een van de onderzoeken krijgt vier tot zes procent van de patienten na de 4de
week een terugval. Dat betekent feitelijk dat ze - in tegenstelling tot de cijfers in het onderzoek - helemaal niet zijn genezen!"
Maar wat Drenth vooral met zijn commentaar wil benadrukken is dat ook bij alle positieve resultaten een nuchtere, kritische evaluatie van de (bij)werking van sofosbuvir nodig blijft. Want dat de behandeling met interferon op zijn laatste benen loopt, daarvan is hij wel overtuigd.

Publicatie 24 april 2013 in NEJM: Joost PH Drenth, Department of Gastroenterology and Hepatology, Radboud University Nijmegen Medical Center, The Netherlands - HCV treatment: No more room for interferonologists?

Publicatie van artikelen en commentaar in NEJM vallen samen met opening van het International Liver Congress 2013 in Amsterdam (24 - 28 april)