Magnitude beving Huizinge wordt 3,6


29 januari 2013 - Meer gedetailleerde analyse van de aardbeving van 16 augustus 2012 bij Huizinge in Groningen heeft uitgewezen dat de uiteindelijke magnitude uitkomt op 3,6 in plaats van de eerder berekende magnitude 3,4. Reden is dat een andere magnitudeschaal, de moment magnitude, hoger
uitkomt.
Ingevulde enqueteformulieren op KNMI-site geven goed beeld van hoe sterk de beving in Groningen is gevoeld. Het instrumenteel bepaalde epicentrum is met gele ster aangegeven. Bron: KNMI
Ingevulde enqueteformulieren op KNMI-site geven goed beeld van hoe sterk de beving in Groningen is gevoeld. Het instrumenteel bepaalde epicentrum is met gele ster aangegeven. Bron: KNMI
Dit blijkt uit onderzoek van het KNMI naar de aardbeving bij Huizinge in de Groningse gemeente Loppersum die op donderdag 16 augustus 2012 om 22.31 uur plaats vond op een diepte van 3 kilometer. De beving werd sterk gevoeld in een groot gebied en zorgde voor een groot aantal (schade)meldingen.
De dag daarvoor was er al een aardbeving geweest in het noordoosten van Groningen. Deze beving bij Leermens op 15 augustus om 21.17 uur was lichter - 2,4 op de schaal van Richter - maar ook voelbaar.

De sterkte van aardbevingen kan aan de hand van verschillende schalen worden geanalyseerd. De bekendste is de schaal van Richter ofwel de lokale magnitude. Dit is vaak de eerste, snelle berekening van de kracht van een beving op basis van de maximale beweging van de grond op het meetpunt.

Voor de aardbeving bij Huizinge is naast de lokale magnitude ook de moment magnitude berekend. Deze analyse is gebaseerd op de volledige grondbeweging. De magnitudeschalen zijn zo gekozen dat ze binnen de foutenmarge dezelfde magnitude toekennen aan een beving. In het geval van Huizinge is er
een duidelijk verschil tussen lokale magnitude (3,4) en de moment magnitude (3,6). De relatie tussen beide magnitudes wordt nog onderzocht maar dit is wel reden om de magnitude voor de beving in Huizinge bij te stellen en vast te leggen op 3,6.

Bij de aardbeving in Huizinge zijn ook meerdere S-golven (secundaire golven) geregistreerd die de duur van de beweging heeft verlengd en daardoor langer is gevoeld. Onderzoek moet nog het mechanisme achter deze bewegingen in kaart brengen.

In het Groningenveld is een toename van het aantal bevingen te zien. Dit lijkt een samenhang te hebben met de toegenomen gasproductie. Op basis van de statistiek is het echter niet mogelijk gebleken om de maximaal mogelijke magnitude voor aardbevingen in het Groningenveld te schatten. Hier
moet nog verder onderzoek naar worden gedaan met behulp van geologisch data en geomechanische modellen.
Als er een vergelijking wordt gemaakt met gas- en olievelden elders in de wereld dan varieert de maximale sterkte van deze bevingen tussen 4,2 en 4,8. De maximale intensiteiten (schaal van Mercalli) die horen bij deze ondiepe aardbevingen met een magnitude van 4 tot 5 zullen op VI en VII
zitten. Dat betekent dat er kans is op omvallen van voorwerpen tot (lichte) structurele schade aan gebouwen.