Blasfemie of wilde ideetjes?


door BRUNO DE LILLE op 29 januari 2013 in

Ik zit met de griep in bed en dacht eerst dat ik aan het ijlen was van de koorts toen ik de uitlatingen van Vande Lanotte las ivm de positie van de Nederlandstaligen in Brussel. Hij vindt dat we moeten afstappen van onze gegarandeerde vertegenwoordiging en in ruil daarvoor zouden de taalwetten
afgedwongen worden door enkele administratieve rechtbanken. Blasfemie voor Nederlandstaligen en Franstaligen, zo zag hij het. Nu kan ik veel verdragen (een beetje provoceren maakt discussies vaak interessanter) en op het vlak van taalkwesties ben ik bovendien eerder een pragmaticus: als het
resultaat is dat meer Brusselaars in hun eigen taal geholpen zouden kunnen worden, dan bestaan er voor mij weinig taboes. En als het efficienter en goedkoper kan, dan vind je in mij altijd een partner.

De groenen vinden trouwens al langer dat er over de taalwetten gepraat moet kunnen worden. We hebben al voorstellen gedaan om de gouverneur af te schaffen en de taken van de vice-gouverneur te herorienteren. Als staatssecretaris voor Openbaar Ambt merk ik elke dag dat de regelgeving rond de
taalkaders in het Gewest nauwelijks nog toepasbaar is. En ook in de gemeenten staat de realiteit ver van wat eigenlijk oorspronkelijk de bedoeling van de wetgevers was.

Maar deze demarche snap ik niet. Dat de Nederlandstaligen in Brussel mathematisch oververtegenwoordigd zijn in de politieke organen, zal niemand ontkennen maar die grote vertegenwoordiging heeft wel degelijk zin en valt dus niet snel-snel weg te saneren. Een democratie toont haar sterkte in de
manier waarop ze met haar minderheden omgaat. Waarom ziet Vande Lanotte die pariteit trouwens alleen op het Brusselse niveau als een probleem? Hij gaat daar vreemd genoeg volledig mee in de logica van FdF-voorzitter Maingain. Of is hij van plan die pariteit ook op federaal niveau in vraag te
stellen?

Voor we het kind met het badwater weggooien, moeten we misschien eerst bekijken of het systeem zijn nut bewijst. Laten we eerst de pariteit in de Brusselse regering eens bestuderen. Allereerst dit: het feit dat de Nederlandstalige ministers en staatssecretarissen goed werk kunnen verrichten in
de regering, komt o.m. door die wettelijke bescherming. Daardoor hebben ze volle bevoegdheden wat hen de kans geeft om echt te wegen op het beleid. In een aantal schepencolleges waar die verplichting niet bestaat, zie je dat de portefeuille van de Nederlandstalige schepen vaak beperkt is.

Het klopt inderdaad wel dat het beslissingsproces dikwijls erg traag verloopt. Maar vaker heeft dat te maken met de ideologische verschillen tussen de regeringspartijen als met de taal (opnieuw iets waarover ze op federaal vlak kunnen meespreken denk ik).

Er worden echter wel voortdurend beslissingen genomen. In concensus dan nog wel want men gaat door tot iedereen zich achter het besluit kan scharen. In theorie zou de minderheidsgroep haar wil kunnen opleggen door voortdurend alle beslissingen kunnen blokkeren. In de praktijk gebeurt dit
zelden of nooit. Omdat - door de mogelijkheid dat dit kan - de Franstaligen zelfs ivm communautair geladen onderwerpen, al op voorhand de scherpste kantjes eraf halen om zo de Nederlandstaligen mee te kunnen krijgen. En omdat de Nederlandstaligen - goed wetende dat je als minderheid niet voor
het minste het grof geschut kunt bovenhalen - zich in de praktijk zeer constructief opstellen.

Vervang dit systeem door een beperktere ministerraad, dan krijg je wellicht sneller en misschien ook meer heldere beslissingen. Maar volgens mij zal die beperktere ministerraad, die dan logischerwijze grotendeels uit Franstalige Brusselaars zal bestaan, wellicht vooral beslissingen op maat van
de Franstalige Brusselaars nemen. En zullen de Nederlandstaligen dan inderdaad verplicht worden om telkens naar de rechtbank te trekken als er ergens een komma verkeerd geschreven wordt. We kennen allemaal de snelheid van beslissen van de rechtbanken... Het resultaat zal zijn dat we in een
constant gevecht zullen terechtkomen, waarbij de voortdurende onzekerheid over het overeind blijven van beslissingen zal zorgen voor een algemene verlamming. Ik stel dus voor dat we het moeizaam bereikte evenwicht dat vandaag bestaat, niet al te snel opgeven voor een wild ideetje van dhr. VDL
(vreemde manier trouwens om de aandacht van de N-VA weg te halen').

En ivm het grote aantal (17) Nederlandstalige parlementsleden in het Brussels Hoofdstedelijk Parlement: een goede 10 jaar geleden was hun aantal beperkt tot 11. Dit werd toen algemeen gezien als een probleem (ook door de sp.a): omdat ze met zo weinig waren en het werk dus niet konden verdelen,
was het voor de Nederlandstalige fracties zeer moeilijk om al die commissies, plenaire zittingen en raadsvergaderingen bij te wonen (een parlementslid kan maar in een commissie tegelijk aanwezig zijn natuurlijk). Het kan natuurlijk niet dat in een officieel tweetalig parlement een taalgroep de
facto in de onmogelijkheid is om zijn (controle)werk naar behoren uit te voeren. Vandaar dat er een aanpassing is gebeurd. En zo zijn er inderdaad in het totaal wellicht erg veel parlementsleden maar het parlement heeft dan ook een erg belangrijke taak te vervullen. Bovendien zou ik graag zien
dat het Gewest meer macht krijgt t.o.v. de gemeenten, we kunnen er dus makkelijk voor zorgen dat alle parlementsleden hun handen vol hebben. Opnieuw: dit evenwicht overboord gooien en je Nederlandstalige parlementsleden dus eigenlijk monddood maken, lijkt me geen goede optie.

Als we de structuren in Brussel eenvoudiger, efficienter en eerlijker kunnen maken, dan kan je op me rekenen. Maar voor we veranderen, moeten we wel zeker zijn dat het zal beter zal worden. Doordacht handelen dus en niet met een paar schoten in het wilde weg om aandacht te krijgen of om de
aandacht van iets anders weg te halen. Zoniet zullen de Nederlandstalige Brusselaars er alleen maar bij verliezen.



Contact: