Einde aan Nederlandse pelsdierhouderij
De Partij van de Arbeid in de Eerste Kamer is blij dat met ingang van 2024 de pelsdierhouderij in ons land wordt verboden. De Eerste Kamer heeft dinsdag het initiatiefvoorstel daartoe aangenomen. Een historisch besluit waarbij de afweging uiteraard een lastige was.
Alles bij elkaar zijn er economische en financiele belangen aan de ene kant en aan de andere kant is er het maatschappelijke, dierenwelzijn belang. Feit is dat het aannemen van dit wetsvoorstel gevolgen heeft voor de ondernemers, hun gezinnen en hun werknemers. Niemand staat te juichen over het feit dat er in de toekomst arbeidsplaatsen verloren zullen gaan.
De PvdA vindt het van belang dat er een voor de betrokken bedrijven een overgangsregeling bestaat en dat er is voorzien in flankerend beleid. Ondernemers staan voor de uitdaging om nieuwe activiteiten te starten op bestaande plekken. In overleg met gemeenten en provincies kunnen nieuwe vergunningen uitgegeven worden voor duurzame toekomstige activiteiten. De PvdA vertrouwt daarmee op de inventiviteit van de betrokken ondernemers.
Dit wetsvoorstel kent een lange geschiedenis en werd destijds mede ingediend door toenmalig PvdA Tweede Kamerlid Harm Evert Waalkens.
Het verbod past in een maatschappelijke trend die we in de afgelopen jaren hebben kunnen waarnemen; zo zijn aan banden gelegd het gebruik van trekhonden (1961), de vossenfokkerij (1995), het houden van kalveren in kisten (1996), de chinchillafokkerij (1997), dierproevenvoor cosmetica (1997), het houden van zeugen aan de ketting (1998), de legbatterij (1999) en het gebruik van mensapen voor experimenten (2002).
In ons land werden tot 1 april 2008 drie diersoorten gehouden voor de bontproductie; met het sindsdien geldende verbod op vossen en chinchilla's werden in ons land nog uitsluitend nertsen, die kleine solitair levende roofdieren zijn, voor de bontproductie gefokt. Ook aan het doden van nertsen, uitsluitend voor hun vacht in ons land is nu een einde gekomen.