Raad van State
vrijdag 23 december 2011
11.00 uur
Zitting over de vergunningen die het college van gedeputeerde staten
van Noord-Holland heeft verleend aan een zeepierenhandel uit
Hippolytushoef en een zeeaashandel uit Oosterend. De
'natuurvergunningen' maken mechanische wadpiervisserij mogelijk in de
Waddenzee. De vergunningen zijn overdraagbaar, zodat de mechanische
wadpiervisserij niet eindigt bij het pensioneren of overlijden van de
visser op wiens naam de vergunning staat. De zitting gaat ook over de
aanwijzing die de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en
Innovatie heeft gegeven met betrekking tot de vergunningen. De
staatssecretaris vindt dat het provinciebestuur 'uitsterfvergunningen'
had moeten verlenen. Onder meer de Waddenvereniging vindt dat ook.
Daarom komt de vereniging tegen de vergunningen in beroep bij de
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Verder had het
provinciebestuur volgens haar de vergunning niet tot uiterlijk 2019
mogen verlenen. Ook de zeepierenhandel en de zeeaashandel komen in
beroep. Zij zijn het niet eens met de voorwaarde in de vergunningen dat
na de mechanische wadpiervisserij een rustperiode van vijf jaar moet
worden aangehouden, zodat de zeebodem en de bodemfauna kunnen
herstellen. Ook komen zij in beroep tegen de aanwijzingsbesluiten van
de staatssecretaris, omdat zij de vergunningen willen kunnen
overdragen. Dit is nodig omdat zij op die manier financiële middelen
kunnen aantrekken om een andere zeeaashandel financieel te compenseren
voor het staken van zijn activiteiten. (zaaknummers 201007828/1,
201100550/1, 201100548/1 en 201007825/1)