Europese Unie steekt zes miljoen in Gronings onderzoek naar tic-stoornissen
Datum: 23 december 2011
De Europese Unie geeft een subsidie van 6 miljoen euro voor een groot
internationaal onderzoek naar tic-stoornissen. Kinder- en
jeugdpsychiater en onderzoeker Pieter Hoekstra van het Universitair
Centrum Kinder- en Jeugdpsychiatrie van het UMCG gaat het onderzoek,
waaraan 27 medische centra in meer dan 10 landen meewerken, leiden. Het
EMTICS-onderzoek (European Multicentre Tics in Children Studies), waar
naast kinder- en jeugdpsychiaters ook microbiologen, immunologen,
biologen en genetici aan meewerken, is deze week van start gegaan en
zal naar verwachting ruim vijf jaar duren.
Het doel van dit onderzoek is te achterhalen welke factoren bepalend
zijn voor het ontstaan en het verergeren van tics bij kinderen. Er
wordt specifiek gekeken naar de invloed van genetische factoren,
psychosociale stress, zwangerschap- en bevallingscomplicaties,
infecties en het afweersysteem.
Een tic is een spontane reflexachtige beweging of vocale uiting. Mensen
met een ticstoornis hebben een neuropsychiatrische aandoening waarvan
het optreden van tics een van de kenmerken is. Dit kan gaan om
motorische en/of vocale tics. Het syndroom van Gilles de la Tourette is
één van de meest bekende ticstoornissen.
Één procent van alle kinderen op de basisschool heeft een ticstoornis.
Slechts een derde van hen heeft het syndroom als volwassene nog steeds.
Ticstoornissen ontstaan niet op volwassen leeftijd. Bij tweederde van
de kinderen gaat de ticstoornis dus over. Een deel van deze kinderen
wordt behandeld voor de stoornis, bijvoorbeeld met gedragstherapie of
medicatie, maar het syndroom kan ook een natuurlijk beloop hebben en
vanzelf overgaan.
De Europese Unie heeft 6 miljoen euro beschikbaar heeft gesteld voor
dit onderzoek. Deze zes miljoen euro wordt verdeeld over het consortium
van 21 organisaties uit tien landen die gezamenlijk de aanvraag hebben
ingediend. De studie bestaat uit twee groepsonderzoeken. Allereerst een
high risk groep van 500 kinderen van 3 tot 8 jaar met ouders, broertjes
of zusjes die tics hebben; de kans dat deze kinderen zelf ook tics
ontwikkelen is 30%. In de tweede groep wordt bij 700 kinderen die zelf
ticstoornissen hebben onderzocht welke fluctuaties van de stoornis er
zichtbaar zijn door de tijd.
Nadere informatie: Persvoorlichting UMCG, tel. 050-161 2200
Laatst gewijzigd: 23 december 2011 11:53
Rijksuniversiteit Groningen