Persbericht Universiteit Utrecht
19 december 2011
EEG voorspelt juiste behandeling bij ADHD en depressie
Hersenonderzoek betere voorspeller voor behandeling dan gedrag
Antidepressiva voor mensen met een depressie en ritalin voor ADHD-patiënten. Het zijn de geijkte medicinale behandelingen bij dergelijke aandoeningen. Maar de medicijnen blijken lang niet altijd even effectief voor alle patiënten. Promovendus Martijn Arns deed onderzoek naar het voorspellen van de juiste behandelmethode bij depressie en ADHD. Volgens hem biedt EEG-onderzoek uitkomst: "In de toekomst zou de patiënt, na een eenvoudig EEG-onderzoek, een gepersonaliseerde behandeling kunnen ondergaan." Arns promoveert op 23 december aan de Universiteit Utrecht.
Behandelingen in de psychiatrie worden veelal vastgesteld op basis van het gedrag van de patiënt. Wanneer bij een patiënt bijvoorbeeld hyperactiviteit en aandachtsproblemen wordt waargenomen, volgt de diagnose ADHD, waarna de patiënt het medicijn ritalin krijgt voorgeschreven. De medicijnen blijken echter lang niet altijd het gewenste effect te hebben. Volgens promovendus Arns is dat weinig verwonderlijk: "Zowel depressie als ADHD kent verschillende subtypen. Bij de ene variant werken medicijnen wel, bij de andere niet."
Elektroden op het hoofd
Om te zien of een behandelmethode kans van slagen heeft, onderwierp promovendus Arns zijn patiënten aan een EEG. Bij een EEG krijgt de patiënt elektroden op het hoofd geplaatst zodat de hersenactiviteit gemeten kan worden. Na dit EEG kregen de patiënten een van de volgende drie behandelingen voorgeschreven: een behandeling met medicatie, met magnetische hersenstimulatie (rTMS) bij depressie of met neurofeedback bij ADHD. Na de behandeling bekeek Arns of er verbetering was opgetreden bij de patiënt en of er een relatie was tussen het succes van de behandelmethode en het EEG voorafgaande aan de behandeling.
Ritalin positief voor slechts één subgroep
Arns schrijft in zijn proefschrift dat hij drie subgroepen ADHD-patiënten heeft weten te onderscheiden. Een van die subgoepen kenmerkt zich door juist goed te reageren op het medicijn ritalin. "Deze groep vertoonde in het EEG bijvoorbeeld een verhoogde theta-activiteit: een activiteit die geassocieerd wordt met een verlaagd alertheidsniveau en een verminderde volgehouden aandacht." Bij depressie bleek deze verhoogde theta-activiteit juist samen te hangen met het niet reageren op antidepressiva en rTMS. Mogelijk dat deze subgroep van patiënten beter reageert op bijvoorbeeld ritalin. Een andere belangrijke maat, de zogenoemde trage alfa piek-frequentie, bleek een voorspeller voor het algeheel niet reageren op behandelingen bij zowel ADHD als depressie. "Toekomstig onderzoek moet zich dus richten op het ontwikkelen van nieuwe behandelingen voor deze substantiële subgroep", stelt Arns.
Hersenactiviteit in plaats van gedrag
In zijn proefschrift pleit de Utrechtse onderzoeker voor meer gebruik van gepersonaliseerde behandelingen binnen de psychiatrie. Daarbij moet niet langer het gedrag als uitgangspunt worden genomen om tot een diagnose en dus tot een behandeling te komen, maar de gemeten hersenactiviteit. "Een eenvoudig EEG-onderzoek zou in dezen een welkom instrument voor de psychiater zijn."
Vervolgonderzoek
Voor een grootschalig vervolgonderzoek op dit gebied worden nog patiënten gezocht met een depressie of ADHD die overwegen medicatie te gaan gebruiken. Voor meer informatie zie ook:
Universiteit Utrecht