Fiscale prikkels richten op jonge moeders en laagopgeleiden
Persbericht | 22-12-2011
Vooral jonge moeders en laagopgeleide alleenstaanden gaan meer werken
door financiële prikkels van de overheid. Financiële prikkels, zoals
fiscale kortingen, beïnvloeden vooral de keuze om wel of niet te
werken, maar veel minder het aantal uren dat per week gewerkt wordt.
Hoe prikkelbaar zijn Nederlanders?
Download (pdf, 2.5 MB) | CPB Policy Brief 2011/14 | 22-12-2011 |
18 pagina's | ISBN 978-90-5833-541-8
Als beleidsmakers de arbeidsparticipatie willen stimuleren, dan zouden
de financiële prikkels daarom specifiek gericht moeten zijn op mensen
met een lagere opleiding en op jonge moeders. Dit concluderen Egbert
Jongen, Mauro Mastrogiacomo en Bas ter Weel in de vandaag verschenen
CPB Policy Brief 2011/14 `Hoe prikkelbaar zijn Nederlanders?'
Mannen en vrouwen reageren anders op financiële prikkels wanneer zij
alleenstaand zijn dan wanneer zij een stel vormen. Alleenstaande mannen
zijn vrijwel net zo gevoelig voor financiële prikkels als alleenstaande
vrouwen. In een stel reageren de mannen echter veel minder dan de
vrouwen. Dit suggereert dat het traditionele kostwinnersmodel nog in
grote mate bestaat in Nederland, waarbij de man voor het inkomen zorgt
en het inkomen van de vrouw van secundair belang is. Vooral bij stellen
met jonge kinderen zijn de verschillen tussen mannen en vrouwen groot.
Ook gaat bij een hoger loon van de man de vrouw minder werken, maar
omgekeerd is dat niet het geval.
Enerzijds betekent dit dat vooral fiscale kortingen voor werkende jonge
moeders en voor laagopgeleide alleenstaanden leiden tot een hogere
deelname aan het arbeidsproces. Anderzijds betekent dit dat uitkeringen
voor deze groepen, zoals de bijstand en de overdraagbare
heffingskorting, een belangrijke rem op de arbeidsparticipatie zijn.
Fiscale prikkels om bijvoorbeeld jonge moeders meer uren of dagen per
week te laten werken, hebben weinig effect. Fiscale kortingen voor
werkenden, zoals de arbeidskorting en de inkomensafhankelijke
combinatiekorting, moeten vanuit participatieoogpunt vooral worden
gericht op de lagere inkomens en in mindere mate op de hogere inkomens.
Dit stimuleert namelijk de keuze om te werken van de groep die het
meest gevoelig is voor dergelijke financiële prikkels.
Bijbehorende Publicaties:
* CPB Achtergronddocument 'Schattingen van de arbeidsaanbodreacties
in Nederland met structurele modellen';
* CPB Achtergronddocument 'Een empirische analyse van de
arbeidsaanbodeffecten van de aanvullende alleenstaande
ouderkorting';
* CPB Discussion Paper 155 'Het arbeidsaanbod van vrouwen onderzocht:
aanwijzingen uit een Nederlandse belastinghervorming'
Centraal Planbureau