Technische Universiteit Delft

Naar een radicaal nieuwe aanpak van ontwikkelingshulp

Ontwikkelingshulp moet op de schop. Er moet onder meer veel beter worden gekeken naar de prioriteiten in een bepaald ontwikkelingsland: bestuurlijke hervormingen gericht op een rechtvaardiger verdeling van inkomens of economische hervormingen gericht op het verhogen van de economische groei. Dat is een van de belangrijke conclusies van Rutger van den Noort, die op donderdag 22 december op dit onderwerp promoveert aan de TU Delft.

Derde wereld
Sinds 1952 worden ontwikkelingslanden ingedeeld als 'derdewereldlanden'. Die indeling is volgens Rutger van den Noort niet meer van deze tijd; de onderlinge verschillen tussen ontwikkelingslanden zijn namelijk sterk toegenomen. 'Het resultaat is dat er geen drie, maar vijf clusters van landen zijn ontstaan. Deze nieuwe indeling respecteert verschillen tussen ontwikkelingslanden op eigenschappen die er in deze tijd toe doen, zoals het aandeel armen in de bevolking, het bruto binnenlands product per hoofd van de bevolking, de energieconsumptie en de arbeidsproductiviteit. Dit zijn eigenschappen die een halve eeuw geleden onbelangrijk leken voor armoedebestrijding, maar die tegenwoordig essentieel zijn om een goed begrip te hebben van de mogelijkheden en onmogelijkheden in ontwikkelingslanden.'

GPC
Door gebruik te maken van dit nieuwe inzicht wordt duidelijk dat ontwikkelingshulp geen one-size-fits-all is, maar dat er vanuit mondiaal perspectief eerst moet worden gekeken naar de genoemde vijf 'Global Poverty Clusters (GPC's)'. Pas daarna moet worden ingezoomd op een specifiek land en de prioriteiten gesteld, zo stelt Van den Noort.

Radicaal
De Delftse promovendus stelt in zijn proefschrift "towards the end of global poverty" een radicale vernieuwing van de ontwikkelingshulpsector voor, die is gebaseerd op de combinatie van de voornoemde indeling in GPC's en het zogenoemde Cyclisch Innovatie Model. Dit laatste model geeft aan dat op het hoogste niveau drie complementaire leiderschapstaken met elkaar moeten worden verbonden: het formuleren van een toekomstbeeld (waar willen we naar toe met de ontwikkelingshulpsector?), het ontwerpen van een transitiepad (hoe gaan we dit aanpakken?) en het toepassen van een cyclisch procesmodel (hoe gaan we de veranderingen daadwerkelijk realiseren?).

Concurrerend
Het cyclische procesmodel geeft op hoofdlijnen aan met welke samenhangende activiteiten de ontwikkelingshulpsector zich moet gaan bezighouden. Dat zijn: wetenschappelijk onderzoek uitvoeren naar de technische en economische mogelijkheden van het ontwikkelingsland; moderne technologieën aanpassen die toepasbaar zijn in de veelal beperkte infrastructuren van het ontwikkelingsland; nieuwe producten ontwikkelen die niet alleen nodig zijn in het ontwikkelingsland zelf, maar die ook nodig zijn om de concurrentiekracht van dat land te versterken en, ten slotte, handelsrelaties opbouwen om de nieuwe producten onder eerlijke en concurrerende voorwaarden op de wereldmarkt te brengen.

Game changer
Van den Noort: 'Zo wordt een eigen kenniseconomie opgebouwd die een volwaardige rol kan gaan spelen in de mondiale economie. Het is duidelijk dat deze nieuwe aanpak totaal andere vaardigheden eist van de ontwikkelingshulpsector. Het Cyclisch Innovatie Model functioneert hierbij als een 'game changer' voor de sector.'