UMC St Radboud
IJzer voorspelt tolerantie voor getransplanteerde lever
21-12-2011
Sommige patiënten met een donorlever tolereren na enkele jaren hun
nieuwe lever zónder gebruik van afweeronderdrukkende medicijnen. Samen
met Europese collega's hebben onderzoekers van het UMC St Radboud
gevonden dat de ijzerstatus van de donorlever vrij accuraat voorspelt
welke patiënt kan stoppen met medicatie en welke niet. Het onderzoek,
online gepubliceerd in het Journal of Clinical Investigation, kan
belangrijke gevolgen hebben voor de behandeling van getransplanteerde
leverpatiënten.
Na transplantatie van een donorlever komt het afweersysteem in actie.
De ontvangen lever is immers lichaamsvreemd materiaal, zodat het
lichaam de lever probeert af te stoten. Om dat te voorkomen, gebruiken
ontvangers levenslang afweeronderdrukkende medicijnen. Chronisch
gebruik van die medicijnen veroorzaakt echter behoorlijke bijwerkingen
en complicaties.
Spontane tolerantie
Onderzoek bij knaagdieren wijst uit dat ontvangers door een gerichte
beïnvloeding van het afweersysteem tolerant kunnen worden gemaakt voor
het donororgaan. Die aanpak is bij de mens tot dusver weinig succes
geweest. Toch treedt bij sommige getransplanteerden soms spontane
tolerantie op voor het ontvangen donororgaan. Ze stoten hun donororgaan
níet af, ook niet als ze stoppen met het gebruik van de
afweeronderdrukkende medicijnen.
In het Journal of Clinical Investigation beschrijven Dorine Swinkels en
Harold Tjalsma van het UMC St Radboud hun onderzoek naar dergelijke
spontane tolerantie en factoren die deze tolerantie kunnen voorspellen.
Het onderzoek, dat ze hebben uitgevoerd met Spaanse, Italiaanse, Duitse
en Belgische collega's, laat zien dat spontane tolerantie bij
getransplanteerde leverpatiënten niet uitzonderlijk is. Bij 75
patiënten die al drie jaar zonder problemen een gedoneerde lever
hadden, werd het gebruik van afweeronderdrukkende medicijnen langzaam
afgebouwd. Bij 42 patiënten lukte dat niet. Bij 33 patiënten wel; ook
na een jaar zonder medicijnen vertoonden ze geen
afstotingsverschijnselen.
Beschermend ijzer
Swinkels en Tjalsma, verbonden aan de afdeling Laboratoriumgeneeskunde,
onderzochten of er factoren zijn die voorspellen welke patiënten het
beste met afweeronderdrukkende medicijnen kunnen stoppen. Moleculair
bioloog Harold Tjalsma: "We hebben op basis van biopten naar
kenmerkende functies in de donorlever gekeken om te zien of er
duidelijke verschillen bestaan tussen de ene en andere groep. Dat was
inderdaad het geval. Tot onze verrassing ging het vooral om functies
die te maken hadden met de ijzerhuishouding. We zagen dat patiënten met
afstotingsverschijnselen vaker een tekort hebben aan ijzer in hun
lever. Deze leverfuncties voorspellen óók of een patiënt goed reageert
op het afbouwen van de medicatie, of juist niet. We weten dat ijzer een
belangrijk bestanddeel is van hemoglobine in de rode bloedcellen, die
zuurstof van de longen door het lichaam transporteren. Een deel van het
ijzer in ons bloed wordt als voorraad opgeslagen in de lever en verder
is ijzer ook belangrijk voor de lichamelijke weerstand. Maar waarom
ijzer in de donorlever tegen afstoting beschermt...., dat weten we
niet, dat moet nog verder worden onderzocht."
Biomarker hepcidine
Voor het selecteren van patiënten die zonder medicijnen zeer
waarschijnlijk een tolerantie voor hun donorlever (kunnen) ontwikkelen,
is een voorspellende test van groot belang. Voor de ijzerstatus van de
lever hoeft geen biopt te worden gemaakt, want die kan ook direct in
het bloed worden afgelezen aan het ijzeropslagmolecuul ferritine en het
ijzerregulerende hormoon hepcidine. Dit biedt dus aanknopingspunten
voor de ontwikkeling van een eenvoudige bloedtest om patiënten te
selecteren voor afbouw van de afweeronderdrukkende medicijnen.
Dorine Swinkels, hoogleraar experimentele klinische chemie: "In
patiënten zonder afstotingsverschijnselen komt de concentratie
hepcidine in het bloed overeen met die van gezonde mensen. In patiënten
met afstotingsverschijnselen is de concentratie laag en dit past bij
een lage hoeveelheid ijzer in de donorlever. IJzeropname uit de voeding
wordt gereguleerd door hepcidine. Heeft de lever voldoende ijzer, dan
wordt de productie van hepcidine verhoogd om de ijzeropname af te
remmen. Donorlevers met weinig ijzer maken juist weinig hepcidine,
zodat het lichaam veel ijzer kan opnemen. Waarom de donorlevers ondanks
het lage hepcidine tóch te weinig ijzer hebben, moeten we nog verder
onderzoeken. Mogelijk spelen ook bepaalde ontstekingsremmende
eigenschappen van hepcidine nog een beschermende rol in de lever."