Rijksoverheid
Knelpunten draagmoederschap moeten worden opgelost
Persbericht | 16-12-2011
Het kabinet wil met een aantal maatregelen knelpunten binnen de
Nederlandse regelgeving ten aanzien van draagmoederschap oplossen.
Zo wordt voorgesteld dat draagmoederschap in het buitenland straks
enkel wordt geaccepteerd als ten minste één van de wensouders genetisch
verwant is met het kind en de andere genetische ouder bekend is. De
ministerraad heeft op voorstel van staatssecretaris Teeven van
Veiligheid en Justitie ingestemd met toezending aan de Tweede Kamer van
een brief over dit onderwerp.
Internationaal bezien zijn de verschillen in regelgeving rondom
draagmoederschap groot. Niet alle regelgeving is in Nederland
acceptabel. Dat kan problemen opleveren wanneer de wensouders een
Nederlands paspoort aanvragen voor het kind. Eén van de voorwaarden die
het kabinet daarom stelt aan draagmoederschap is dat ten minste één
wensouder genetisch verwant is met het kind. Als géén van beide
wensouders een genetische verwantschap heeft met het betrokken kind, is
de weg van adoptie eerder aangewezen.
Het kabinet stelt daarnaast voor om in zaken van internationaal
draagmoederschap aan te sluiten bij artikel 7 van het Verdrag inzake de
Rechten van het Kind. Dat betekent dat een kind, voor zover mogelijk,
het recht heeft zijn of haar ouder te kennen. Dat geldt in Nederland en
zou evenzo moeten gelden in internationale situaties waarin een in het
buitenland na een draagmoederschap geboren kind naar Nederland komt.
Dat betekent dat in geval van een eicel- of zaadceldonatie, de donateur
bekend moet zijn.
Omdat in internationaal perspectief de definitie van geldelijke winst
moeilijk vast te stellen is, is het vereiste van geen winstoogmerk in
de praktijk niet goed te handhaven. Derhalve kiest het kabinet er voor
bij de toetsing van de openbare orde bij draagmoederschap geen oordeel
te geven over de onkostenvergoeding die een buitenlandse draagmoeder
ontvangt en de medische kosten die de organisaties in rekening brengen.
Daarbij wordt in ogenschouw genomen dat in Nederland het zijn van
draagmoeder voor geld en het betalen van geld door de wensouders aan de
draagmoeder niet strafbaar is gesteld.
Daarnaast wordt voorgesteld betere voorlichting over het krijgen van
een kind via draagmoederschap te geven. Ook wordt in overleg met het
Openbaar Ministerie bezien of aanscherping van het handhavingsbeleid
ten aanzien van draagmoederschap mogelijk en wenselijk is.