Rechtbank 's-Hertogenbosch
Minister weigerde terecht vergunning voor ivf-behandelingen
's-Hertogenbosch , 16-12-2011
De minister van VWS heeft terecht geweigerd aan stichting Geertgen een
vergunning te verlenen voor het verrichten van ivf-behandelingen. Dat
heeft de bestuursrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch vandaag
geoordeeld.
Stichting Geertgen uit Elsendorp is een instelling voor medische
specialistische zorg en richt zich op vruchtbaarheidsbegeleiding. De
stichting vroeg in december 2009 een vergunning aan voor het uitvoeren
van in-vitrofertilisatie (ivf) behandelingen. De minister van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) heeft de vergunning in juni
2010 geweigerd, omdat kort gezegd al aan dertien centra een vergunning
was verleend. Het later ingediende bezwaar van de stichting tegen de
afwijzing werd deels niet-ontvankelijk verklaard en deels ongegrond.
Daarop stapte de stichting naar de rechter.
De stichting verzocht de bestaande vergunningplicht voor ivf - voor
zover het gaat om het buiten het lichaam tot stand brengen van
menselijke embryo's - op te heffen. Mocht de minister daartoe niet
besluiten, dan was het verzoek het maximum van dertien centra uit het
Planningsbesluit uit de Wet op bijzondere medische verrichtingen (WMBV)
los te laten. Volgens de stichting is het Aanwijzingsbesluit voor
bijzondere medische verrichtingen onverbindend, omdat het kort gezegd
in strijd is met hogere wetgeving. Daarnaast voerde de stichting aan
dat er geen gewichtige belangen zijn om de vergunningplicht te
handhaven en de minister ten onrechte stelt dat er geen wachtlijsten
zijn en de huidige dertien centra in de behoefte voorzien.
Allereerst overweegt de rechtbank dat de minister bij de beoordeling
van het bezwaar had moeten ingaan op de rechtmatigheid van de
regelgeving uit het Aanwijzingsbesluit. Op dat punt verklaart de
rechtbank het beroep van de stichting gegrond. Vervolgens heeft de
rechtbank onderzocht of de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit
in stand kunnen blijven.
Er bestaat volgens de rechtbank geen grond voor de stelling van de
stichting dat het Aanwijzingsbesluit in strijd is met Wet op bijzondere
medische verrichtingen (MWBV). De regelgever heeft vooral ethische en
maatschappelijke aspecten van belang geacht voor de keuze
ivf-behandelingen te reguleren door een verbodssysteem. Volgens de
rechtbank mocht de regelgever deze aspecten aanmerken als gewichtige
belangen. De minister heeft er terecht op gewezen dat bij waarborging
van een verantwoorde en kwalitatief goede uitvoering van
ivf-behandelingen maatschappelijke en ethische aspecten een belangrijke
rol spelen, omdat nieuwe ontwikkelingen die in samenhang met ivf
plaatsvinden voortdurend vragen oproepen over de maatschappelijke
aanvaardbaarheid daarvan en over de in dat verband te stellen
kwaliteitseisen. Verder mocht de minister erop wijzen dat hij zonder
een maximum aantal vergunningen niet meer in staat is na te gaan of
behandelingen worden uitgevoerd conform ethische standaarden. Zonder
limiet bestaat volgens de minister een risico dat een wildgroei
ontstaat aan behandelcentra, die ivf of technieken op dat gebied
toepassen die niet verenigbaar zijn met geldende maatschappelijke en
ethische normen. Ook is er volgens de rechtbank geen sprake van een
onevenwichtige belangenafweging door de regelgever.
Ondanks dat de stichting op basis van eigen onderzoek stelt dat er
wachtlijsten zijn, is er volgens de rechtbank geen sprake van dat het
huidige aantal centra niet in de behoefte voorziet. Zoals de minister
terecht opmerkt is een zekere wachttijd voor een niet-acute medische
behandeling niet onacceptabel.
De conclusie is dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in
stand kunnen blijven.
Uitspraken: BU8376