5 jaar cel voor voormalige F-16 piloot
Den Haag , 14-12-2011
De rechtbank 's-Gravenhage heeft vandaag een 37-jarige voormalige F-16
piloot veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 jaar. De rechtbank
acht bewezen dat verdachte staatsgeheime documenten op computers en
cd-rom onder zich heeft gehouden, geheime informatie aan
niet-gerechtigden ter beschikking heeft gesteld en een transactie aan
het voorbereiden was om tegen betaling van een aanzienlijk bedrag
(staatsgeheime) documenten te verkopen aan een buitenlandse mogendheid.
Verdachte had naar het oordeel van de rechtbank de criminele bedoeling
om tegen betaling van 500.000 euro staatsgeheime documenten te verkopen
aan een vertegenwoordiger van de Russische Federatie. Dit blijkt uit de
wijze waarop verdachte uit eigen beweging contact heeft gezocht met een
militair attaché van de Russische Federatie, een eerdere ontmoeting met
die attaché in een hotel waarbij hij een cd-rom heeft overhandigd,
sms-berichten die hij aan de attaché heeft verzonden en de antwoorden
daarop van de attaché in de aanloop naar 17 maart 2011 en de
waarnemingen van verbalisanten op 17 maart 2011 van een gesprek tussen
verdachte en de attaché tijdens een tweede ontmoeting in een
restaurant in Scheveningen. Een en ander wordt gestaafd door de
handgeschreven tekst in het Engels en Cyrillisch op een A4tje over wat
tijdens dit gesprek kennelijk is besproken.
Verdachte beschikte ook over documenten die geschikt waren om over te
dragen aan de attaché. Er mag daarbij volgens de rechtbank van worden
uitgegaan dat een vreemde mogendheid als de Russische Federatie slechts
geïnteresseerd is in informatie die als staatsgeheim moet worden
betiteld. Heel veel informatie over de F 16 is immers al via openbare
bronnen te raadplegen en dus niet verkoopwaardig, zoals de verdediging
heeft betoogd. Verdachte beschikte echter over staatsgeheime informatie
van een karakter waarin de Russische federatie geïnteresseerd kon zijn.
Nadat hij in 2010 ontslag had genomen bij de Koninklijke Luchtmacht
heeft hij in strijd met de regels een aanzienlijke hoeveelheid
gevoelige informatie op digitale gegevensdragers, waaronder
staatsgeheime informatie, onder zich gehouden. Zijn stelling dat hij
zich in het geheel niet bewust was dat hij in het bezit was van
dergelijke gevoelige documenten acht de rechtbank ongeloofwaardig.
Ook de verklaring van verdachte dat de attaché met hem contact zocht in
verband met een vliegtuigongeval in Polen in augustus 2009 vindt de
rechtbank tegen de achtergrond van wat feitelijk is vastgesteld,
volstrekt onaannemelijk en ongeloofwaardig en kennelijk bedoeld om zijn
criminele handelen te verhullen.
Verdachte is dertien jaar als beroepsmilitair werkzaam geweest bij de
Koninklijke Luchtmacht, laatstelijk als F-16 vlieger met
gevechtservaring in Afghanistan.
In die functie kwam hij in aanraking met staatsgeheime informatie over
de F-16.
Die informatie had onder meer betrekking op afgeschermde
radiofrequenties, tactische handelingen in gevechtssituaties en
gedetailleerde eigenschappen van de F-16. Het belang van absolute
geheimhouding van deze informatie, onder meer vanuit
militair-operationeel oogpunt en in verband met de actuele
informatiepositie van de staat en zijn bondgenoten, was verdachte dus
als geen ander bekend.
Verdachte was ook op de hoogte van de specifieke voorschriften en
procedures binnen de luchtmacht voor het omgaan met staatsgeheimen.
Toch heeft hij, in strijd met deze regels, geheime informatie onder
zich gehouden, ook nadat de praktijk ten aanzien van het omgaan met
staatsgeheimen binnen de luchtmacht was aangescherpt en hij zijn F-16
loopbaan per 1 april 2010 had beëindigd.
Door twee van zijn computers waarop bestanden met geheime informatie
zijn aangetroffen, aan bekenden af te staan en door een gegevensdrager
in een opslagcontainer naar de Verenigde Arabische Emiraten te laten
verschepen, heeft hij zich ook schuldig gemaakt aan het ter beschikking
stellen van die informatie aan niet-gerechtigden.
Het aldus ontstane en reëel gebleken risico dat geheime informatie in
handen van onbevoegde derden zou kunnen vallen, heeft de
veiligheidsbelangen van de staat en zijn bondgenoten onmiskenbaar
geschaad.
Bovendien heeft verdachte louter uit geldelijk gewin, namelijk ter
leniging van zijn financiële nood, een vertegenwoordiger van een
buitenlandse mogendheid benaderd om te bezien of hij achtergehouden
informatie over de F-16 kon verkopen.
De rechtbank betrekt daarbij dat de in de informatie vermelde
vijandelijke wapensystemen die tegen de F-16 kunnen worden ingezet,
voor een belangrijk deel juist in dit land - Rusland - zijn (of worden)
geproduceerd. Verdachte moet zich dit als voormalig luchtmachtofficier
hebben gerealiseerd. Aldus heeft verdachte bewust zijn persoonlijk
belang - louter geldelijk gewin ter leniging van zijn financiële nood -
laten prevaleren boven de veiligheidsbelangen van de staat en zijn
bondgenoten, de militair-operationele risico's in missiegebieden
daaronder begrepen. In zoverre heeft hij ook het vertrouwen van zijn
oud collega-jachtvliegers geschonden.
Aan de ernst van het feit draagt bij dat het initiatief tot de
regelmatige contacten met de Russische ambassade blijkens de sms- en
belgegevens steeds van verdachte is uitgegaan, waarbij hij zich
kennelijk niet heeft laten weerhouden door de aanvankelijk afhoudende
reacties van zijn contactpersoon aldaar. Verdachte heeft zijn voornemen
niet eenmalig, maar gedurende een periode van een aantal maanden,
geprobeerd te verwezenlijken.
Meer in het algemeen heeft verdachte zich bereid getoond tot het
prijsgeven van geheime informatie aan een buitenlandse mogendheid, een
gegeven dat hem mogelijk ook in de toekomst kwetsbaar en chantabel had
gemaakt, mede gelet op de door hem beoogde loopbaan als F-16 vlieger in
de Verenigde Arabische Emiraten.
De rechtbank rekent verdachte alle hiervoor bedoelde omstandigheden
zwaar aan. Hieraan doet niet af dat verdachte zich geruime tijd voor de
Nederlandse staat en zijn bondgenoten heeft ingezet, nu hij juist die
veiligheidsbelangen die hem destijds als F-16 vlieger waren
toevertrouwd, met zijn handelwijze heeft geschaad.
Bij de bepaling van de strafduur heeft de rechtbank gelet op de
wettelijke strafmaxima van de bewezenverklaarde feiten. Het wettelijk
strafmaximum ten aanzien van voorbereiding van het openbaar
maken/verstrekken van staatsgeheimen is op grond van artikel 46 van het
Wetboek van Strafrecht in samenhang met artikel 98a lid 1 van het
Wetboek van Strafrecht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de
duur van zeven jaar en zes maanden.
Gelet op de samenloopbepaling van artikel 57 van het Wetboek van
Strafrecht kan voor de bewezenverklaarde feiten gezamenlijk een
gevangenisstraf van maximaal 10 jaar worden opgelegd.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van vijf
jaar met aftrek van voorarrest.
Uitspraken: BU7843
Rechtbank Den Haag