Gemeente Utrecht


2011 SCHRIFTELIJKE VRAGEN
140 Vragen van de heer drs. S. Koopmans
(ingekomen 15 november 2011
en antwoorden door het college verzonden op 13 december 2011 )


Utrecht hanteert sinds 1999 een grens van 91.000,-- als het gaat om werkzaamheden aanbesteden. Werkzaamheden daaronder mogen onderhands aanbesteed worden.
Aanbesteden heeft als gevolg dat iedereen in mag schrijven, ook bedrijven (ver) buiten de regio.
Bovendien betekent aanbesteden de nodige kosten, aan de kant van de inschrijvers en aan de kant van de gemeente. Immers: alle inschrijvingen moeten uitgebreid bekeken en getoetst worden.

Naast het zo goedkoop mogelijk inkopen, sinds dit collegeakkoord een opnieuw ingevulde doelstelling, is het volgens de PvdA ook een taak van de gemeente om de werkgelegenheid in stad en regio te bevorderen.
De grens die Utrecht nu hanteert ligt ver onder de grens die andere gemeenten hanteren en roept protest op van ondernemers, de Kamer van Koophandel en brancheorganisatie Bouwend Nederland (bron: AD/UN 15-11-2011). Omzet vloeit weg die Utrechtse bedrijven, zeker op dit moment, goed kunnen gebruiken.


De PvdA fractie heeft hierover de volgende vragen:

1. Is het college bekend met de klacht van het bedrijfsleven dat er door de lage inschrijvingsgrens werk weg lekt naar buiten de regio?


Ja

2. Is het College met ons van mening dat dit een onbedoeld en ongewenst bijeffect is van het voornemen om te besparen op de inkoop?


Nee. Het is een bijeffect van het breder openstellen van overheidsopdrachten voor de markt. Zie voor de omvang van dit effect het antwoord op vraag 5. Met de keuze van drempelbedragen worden doelen van doelmatige inkoop, eerlijke mededinging, transparantie en integriteit nagestreefd. Besparen op inkoop vormt wel een onderdeel van doelmatige besteding van overheidsmiddelen, maar dit is niet het enige doel.

3. Is het College met ons van mening dat ook zonder aan te besteden er inkoopvoordelen te behalen zijn?


Ja, maar deze inkoopvoordelen zijn aantoonbaar lager. De langjarige gemiddelden van het inkoopvoordeel (verschil tussen geraamd bedrag en de gecontracteerde waarde) zijn per procedurevorm de volgende:


Enkelvoudig Onderhands 3,0 %

Meervoudig onderhands 9,6 %

Nationaal (niet) Openbaar 20,6 %

4. Wat is er de reden van dat de aanbestedingsgrens in Utrecht veel lager ligt dan in omliggende gemeenten en andere grote steden?


De grens is bij de vaststelling van het Aanbestedingsbeleid 1999 door de raad vastgesteld. De grens vormt de toen afgewogen balans op de in vraag 2 genoemde doelstellingen. Het tot op heden niet aanpassen van de grens heeft onder meer te maken met het wetgevingstraject op nationaal niveau. In dit traject worden mogelijk op nationaal niveau de drempels vastgesteld. Daarnaast heeft een aanpassing slechts een beperkt materieel effect, zie hiervoor het antwoord op vraag 5.


5. Is het College bereid de grens voor aanbesteden vanaf 2012 op te hogen, bijvoorbeeld naar 180.000,--? Zo nee, waarom niet?


Nee. De materiële effecten hiervan zijn gering. Dit is als volgt te onderbouwen.


In de periode van 1-1-2009 tot heden zijn binnen de gemeente circa 2900 inkoopbewegingen met een waarde groter dan E 10.000 gemeld bij Concerninkoop. Het aantal inkoopbewegingen met een waarde tussen E 91.000 en E 180.000 voor opdrachten voor leveringen en diensten welke in de genoemde periode nationaal zijn aanbesteed bedraagt 6 (gemiddeld twee opdrachten per jaar). Het aantal inkoopbewegingen met een waarde tussen E 91.000 en E 180.000 voor opdrachten voor werken welke in de genoemde periode nationaal zijn aanbesteed bedraagt 11 (gemiddeld circa vier opdrachten per jaar).


Door de gevraagde aanpassing treedt geen noemenswaardige wijziging op in de geografische spreiding van gemeentelijke bestedingen. Mede gezien de te verwachten wetswijziging doet het college geen voorstel voor aanpassing van de drempelwaarden.


---- --