ChristenUnie
Roel Kuiper: "Strafrechtelijke sancties tegen vreemdeling onnodig"
dinsdag 06 december 2011 17:10 Plenaire bijdrage van Roel Kuiper,
namens de ChristenUnie bij het wetsvoorstel 32420: Wijziging
Vreemdelingenwet 2000 ter implementatie van de Europese richtlijn
(2008/115/EG)
MdV,
Hoewel onze fractie niet heeft deelgenomen aan de schriftelijke
voorbereiding hechten wij er aan een bijdrage te kunnen leveren bij het
plenaire debat over de implementatie van de terugkeerrichtlijn. Voor
onze fractie blijven in de kern deze twee vragen aan de orde:
1. Is de strafrechtelijke sanctionering die deze wetswijziging
verbindt aan het inreisverbod noodzakelijk en wenselijk?
2. Levert deze wetswijziging een bijdrage aan het vraagstuk van
illegaal verblijf in Nederland/ Brengt ze een oplossing dichterbij?
Mdv,
Het voorstel is er op gericht de EU-richtlijn uit 2008 om te zetten in
nationale wetgeving en doet dat door een aanpassing van de
Vreemdelingenwet. De minister volgt daarbij de bepalingen van de
richtlijn, maar het blijft opvallend dat het voorstel op het punt van
de sanctionering een stap verder gaat. Er worden strafrechtelijke
maatregelen ingeroepen bij niet-naleving van het inreisverbod dat
vanzelf volgt op het niet-vrijwillig naleven van een ingesteld
terugkeerbesluit. Op de vele vragen die op dit punt aan de minister
zijn gesteld verwijst hij naar het advies van de Raad van State waarin
wordt aangegeven dat sanctionering gepast is en zelfs gevorderd wordt
door de Europese richtlijn. Alleen de wijze waarop die sanctionering
haar beslag zou moeten krijgen is een aangelegenheid van de lidstaten
zelf. De minister kan dus zeggen dat hij doet wat volgens de
interpretatie van de Raad van State zou moeten gebeuren. Alleen, in de
wijze waarop die sanctionering plaats dient te vinden is hij vrij. De
minister heeft gekozen voor een strafrechtelijke sanctie die bestaat in
automatische vrijheidsbeneming. Zoals ik nog zal aangeven had dit niet
gehoeven. De rechtsbasis die de minister hiervoor kiest, noemt de
zwaarst mogelijke gronden voor deze vrijheidsbeneming. Het gaat hier om
artikel 108 van de Vreemdelingenwet die vrijheidsbeneming
gerechtvaardigd acht `indien het belang van de openbare orde of
nationale veiligheid zulks vereist'. Dit impliceert dat het negeren van
een inreisverbod hier wordt gerubriceerd onder de zwaarste vorm van
overtreding die de Vreemdelingenwet kent. De Vreemdelingwet kent
blijkens artikel 3 ook nog andere gronden voor uitzetting, namelijk in
lid a het niet in bezit zijn van een geldend document voor
grensoverschrijding of lid c het niet beschikken over voldoende
middelen tot levensonderhoud. Maar volgens het kabinet is het zo dat
iemand die hier illegaal verblijft en bijvoorbeeld niet over geldige
documenten beschikt bij het negeren van het inreisverbod de belangen
van `openbare orde of nationale veiligheid' schaadt en de daarbij
behorende sanctie krachtens artikel 108 zal krijgen. Dit zijn heel
zware middelen waarop de terugkeerrichtlijn niet heeft gedoeld.
De terugkeerrichtlijn zegt in Hoofstuk IV, artikel 15, lid 1 dat als
een ultimum remedium een onderdaan van een derde land tegen wie een
terugkeerprocedure loopt alleen in bewaring gehouden kan worden om zijn
terugkeer voor te bereiden. Er staat hier `alleen'. Alleen in bewaring
met het oog op de voorbereiding van een verwijdering. Dit mag hoogstens
zes maanden met een verlenging van twaalf. Die termijnen komen overeen
met artikel 108 van de Vreemdelingenwet, maar daarmee houdt de
gelijkenis wel op. Nederland zou met de aanneming van deze
wetswijziging illegalen niet alleen vasthouden met het oog op hun
spoedige verwijderingsprocedure, maar ook omdat het deze illegalen
aanmerkt als een gevaar voor de openbare orde en de nationale
veiligheid. Dit is toch wel heel kras. Het maakt de illegaal die een
inreisverbod negeert tot crimineel.
De sancties die Nederland hiermee invoert zijn dus zwaar en
niet-noodzakelijk en eigenlijk ook overbodig, aangezien we al de figuur
kennen van vreemdelingenbewaring. Wie in vreemdelingenbewaring is
geweest is al in aanraking geweest met de bestuursrechter. Deze heeft
getoetst wat de belangen zijn van de Nederlandse staat in relatie tot
het individueel belang van de vreemdeling. Wanneer dat heeft geleid tot
vrijlating zonder daadwerkelijke uitzetting voegt een strafrechtelijke
toetsing van het negeren van een inreisverbod niets toe. Daar we al een
systematiek kennen van bestuursrechtelijke toetsing is deze wijze van
sanctionering niet wenselijk. Wat moet een strafrechter bepalen wanneer
een bestuursrechter zich al heeft uitgesproken over een individueel
geval? Zou de minister dat kunnen aangeven?
MdV,
Dit brengt mij tot de tweede vraag: helpt deze wetswijziging bij de
oplossing van het vraagstuk van illegaliteit? De terugkeerrichtlijn
heeft niet primair als doel illegaal verblijf van vreemdelingen terug
te dringen, dat lijkt nu welhaast de strekking van de wetswijziging,
maar dat is beslist onjuist. De richtlijn wil aangeven dat een eenmaal
opgelegd terugkeerbesluit met inreisverbod onder bepaalde (humane)
voorwaarden moet plaatsvinden. Daarbij gaat het uitdrukkelijk om de
bescherming van de vreemdeling zelf. Het gaat in op de positie van
minderjarigen, gezinnen, zieken, het wil onderdanen van derde landen
die verwijderd worden niet eindeloos in bewaring houden en zeker niet
beschouwd hebben als gewone gevangenen (art. 16, lid 1). De
voorliggende wetswijziging die de implementatie van deze richtlijn
regelt richt zich echter sterk op het sanctie-instrument en gaat
nauwelijks in op de normen en voorwaarden van de richtlijn die de
positie van de vreemdeling betreffen. Daarom vraag ik de minister
expliciet hoe de implementatie van artikel 5 bijvoorbeeld zal
plaatsvinden. Deze gaat over het belang van het kind, van gezins- en
familieleven en de gezondheidstoestand van de betrokken onderdaan van
een derde land. Wat betekenen deze voorwaarden concreet?
MdV,
Veel organisaties die betrokken zijn bij werk onder vluchtelingen in
Nederland hebben aangegeven dat de in deze wet aangekondigde
sanctiebepalingen het vraagstuk van illegaliteit juist zal verharden en
niet zal bijdragen aan een oplossing. Zij die hulp nodig hebben
(vanwege ziekte of anderszins) zullen minder geneigd zijn zich bij
instanties te vervoegen. Slachtoffers van mensenhandel, mensen die hier
tegen hun wil zijn gebracht, worden hiermee niet geholpen. Zij worden
onnodig gestigmatiseerd. Een terugkeerprocedure heeft alleen zin als er
kansen zijn op terugkeer naar het land van herkomst. Vandaar ook dat de
terugkeerrichtlijn meent dat beslissingen op grond van deze richtlijn
per geval genomen moeten worden. Daarbij past prudentie en niet een
generieke dreiging met het strafrecht die het bestaan van betrokken
mensen nog drukkender maakt. De wetswijziging helpt niet bij het
oplossen van het vraagstuk van illegaliteit. Niettemin ziet onze
fractie met belangstelling uit naar de antwoorden van de
minister.
Eerste Kamer
Roel Kuiper