Europees Hof v Justitie
Hof van Justitie van de Europese Unie PERSCOMMUNIQUÉ nr. 132/11
Luxemburg, 1 december 2011
Arrest in zaak C-145/10 Eva-Maria Painer / Standard VerlagsGmbH, Axel Springer AG, Süddeutsche Zeitung GmbH, Spiegel-Verlag Rudolf Augstein GmbH & Co KG en Verlag M. DuMont Schauberg Expedition der Kölnischen Zeitung GmbH & Co KG
Pers en Voorlichting
Een portretfoto geniet dezelfde auteursrechtelijke bescherming als ieder ander werk
De media mogen een dergelijke foto echter zonder toestemming van de auteur openbaar maken indien zij in het kader van een rechercheonderzoek openbaar wordt gemaakt om de politie te helpen bij een opsporingsonderzoek Mevrouw Painer is zelfstandig fotograaf en fotografeert onder meer kinderen op kleuterscholen en kinderdagverblijven. In het kader van die activiteit heeft zij meerdere foto's gemaakt van Natascha K. (zij heeft de achtergrond van de foto's ontworpen en de pose en de gezichtsuitdrukking bepaald en door bediening van de camera de foto's gemaakt en deze ontwikkeld). Toen Natascha K. in 1998 op tienjarige leeftijd werd ontvoerd, werd er door de Oostenrijkse politie een opsporingsoproep gedaan waarbij de foto's van mevrouw Painer werden gebruikt. Nadat het meisje in 2006 was gevlucht en vóór haar eerste verschijning in het openbaar hebben vijf persuitgevers vier Duitse en een Oostenrijkse die foto's in bekende kranten en tijdschriften1 en op internetsites gepubliceerd, maar zonder de naam van de auteur van de foto's te vermelden of onder vermelding van een andere naam dan die van Painer als auteur. Enkele van die kranten en tijdschriften publiceerden bovendien een door digitale bewerking van een van die foto's gemaakt montageportret. Daar er geen recentere foto van het meisje was tot haar eerste optreden in het openbaar, gaf die montagefoto haar vermoedelijke gezicht weer. Daar Painer meende dat de openbaarmaking van die foto's inbreuk had gemaakt op haar auteursrechten, heeft zij de Oostenrijkse rechter verzocht, de persuitgevers te gelasten de reproductie en/of de distributie van de foto's en het montageportret zonder haar toestemming en zonder vermelding van haar naam als auteur te staken. Ook heeft zij een passende beloning en schadevergoeding gevorderd. Het aangezochte Handelsgericht Wien (Oostenrijk) heeft het Hof de vraag voorgelegd of het recht van de Unie aan portretfoto's een geringere auteursrechtelijke bescherming verleent op grond dat zij als realistische opname weinig vormgevingsmogelijkheden bieden. Daarnaast heeft de Oostenrijkse rechter de vraag gesteld onder welke voorwaarden dergelijke foto's door de media zonder toestemming van de auteur kunnen worden gebruikt voor opsporingsdoeleinden. Ook is het Hof gevraagd te preciseren, onder welke voorwaarden een beschermd werk mag worden geciteerd. In zijn arrest van heden merkt het Hof om te beginnen op dat de bescherming door het auteursrecht zich alleen uitstrekt tot materiaal dat oorspronkelijk is in die zin dat het gaat om een eigen intellectuele schepping van de auteur ervan. Het Hof brengt in herinnering dat een intellectuele schepping een eigen schepping van de auteur is wanneer zij de uitdrukking vormt van diens persoonlijkheid. Dat is het geval wanneer de auteur bij het maken van het werk zijn creatieve bekwaamheden tot uiting heeft kunnen brengen door het maken van vrije en creatieve keuzen.
1
Het betreft de dagbladen Der Standard, Süddeutsche Zeitung, Express, Bild en Die Welt en het weekblad Der Spiegel.
www.curia.europa.eu
Het Hof stelt vast dat de auteur van een portretfoto bij het maken daarvan op verschillende manieren en op verschillende momenten zijn vrije en creatieve keuzes zal kunnen maken. In de voorbereidende fase kan de auteur de enscenering, de pose van de te fotograferen persoon of de belichting kiezen. Bij het nemen van de portretfoto kan hij de camera-instelling, de invalshoek of de gecreëerde sfeer kiezen. Bij het ontwikkelen van het cliché tot slot kan de auteur kiezen tussen diverse technieken, of in voorkomend geval software gebruiken. Met die diverse keuzes is de auteur van een foto dus in staat, zijn werk een ,,persoonlijke noot" te geven. Een portretfoto valt dus onder de bescherming van het auteursrecht wanneer zij de uitdrukking vormt van de creatieve vaardigheden van de auteur ervan. Het Hof voegt daaraan toe dat die bescherming dezelfde is als de bescherming die andere werken, fotografische werken daaronder begrepen, genieten. Vervolgens herinnert het Hof eraan dat volgens het recht van de Unie2 de omvang van de bescherming van het auteursrecht bij wijze van uitzondering kan worden beperkt wanneer het beschermde werk wordt gebruikt in het belang van de openbare veiligheid, meer in het bijzonder in het kader van een rechercheonderzoek ter opsporing van een persoon. Dienaangaande geeft het Hof aan dat alleen de Staten en niet de persuitgevers de openbare veiligheid kunnen verzekeren en daarvoor verantwoordelijk zijn door daartoe maatregelen te treffen als de verspreiding van een opsporingsbericht. Het kan echter niet worden uitgesloten dat een persuitgever in individuele gevallen tot de bereiking van een doel van openbare veiligheid kan bijdragen door bij voorbeeld een foto van een gezochte persoon te publiceren. Wel moet het initiatief daartoe worden genomen in het kader van een actie van de bevoegde nationale autoriteiten en in overleg en in coördinatie met die autoriteiten, om te voorkomen dat de uitvoering van de door deze laatste getroffen maatregelen wordt belemmerd. Het Hof preciseert tevens dat in het kader van een rechercheonderzoek een foto kan worden gepubliceerd zonder dat daaraan een concrete, actuele en uitdrukkelijke oproep van de met de veiligheid belaste autoriteiten is voorafgegaan. Voor het citeren van beschermde werken brengt het Hof in herinnering dat werken die reeds rechtmatig toegankelijk zijn gemaakt voor het publiek mogen worden geciteerd op voorwaarde dat de bron, daaronder begrepen de naam van de auteur, wordt vermeld, tenzij dat onmogelijk is. In dat verband antwoordt het Hof op de argumenten van de persuitgevers dat zij de foto's van mevrouw Painer van een persbureau hebben gekregen, maar de auteur niet konden achterhalen en diens naam niet op de foto's hebben kunnen aanbrengen. Volgens het Hof had het persbureau tenzij dit de foto's onrechtmatig, dat wil zeggen zonder de toestemming van de auteur in zijn bezit had gekregen de uitgevers de naam van de auteur moeten meedelen, waarna de uitgevers die naam ook in hun kranten hadden moeten vermelden. Volgens het Hof kan niet worden uitgesloten dat de litigieuze foto's door de nationale met de veiligheid belaste autoriteiten openbaar zijn gemaakt. In dat geval hoefde de naam van de auteur niet te worden vermeld. In die situatie hoeft, voor zover de naam van de auteur niet is vermeld, enkel de bron van die foto's en niet tevens de naam van de auteur te worden vermeld.
NOTA BENE: De prejudiciële verwijzing biedt de rechterlijke instanties van de lidstaten de mogelijkheid, in het kader van een bij hen aanhangig geding aan het Hof vragen te stellen over de uitlegging van het recht van de Unie of over de geldigheid van een handeling van de Unie. Het Hof beslecht het nationale geding niet. De nationale rechterlijke instantie dient het geding af te doen overeenkomstig de beslissing van het Hof. Deze beslissing bindt op dezelfde wijze de andere nationale rechterlijke instanties die kennis dienen te nemen van een soortgelijk probleem.
2 Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij (PB L 167, blz. 10).
www.curia.europa.eu
Voor de media bestemd niet-officieel stuk, dat het Hof van Justitie niet bindt. De volledige tekst van het arrest is op de dag van de uitspraak te vinden op de website CURIA. Contactpersoon voor de pers: Stefaan Van der Jeught (+352) 4303 2170
www.curia.europa.eu