Europees Hof v Justitie
Hof van Justitie van de Europese Unie PERSCOMMUNIQUE nr. 131/11
Luxemburg, 1 december 2011
Arrest in de gevoegde zaken C-446/09 Koninklijke Philips Electronics NV / Lucheng Meijing Industrial Company Ltd, Far East Sourcing Ltd, Röhlig Hong Kong Ltd, Röhlig Belgium NV en C-495/09 Nokia Corporation / Her Majesty's Commissioners of Revenue and Customs in tegenwoordigheid van International Trademark Association
Pers en Voorlichting
Het Hof verduidelijkt onder welke voorwaarden de douaneautoriteiten van de lidstaten uit derde landen afkomstige goederen imitaties of kopieën van in de Unie intellectuele-eigendomsrechtelijk beschermde waren kunnen vasthouden
Wanneer dergelijke goederen zich in de Unie in een douane-entrepot of in extern douanevervoer bevinden, kunnen zij als ,,namaakgoederen" of ,,door piraterij verkregen goederen" worden aangemerkt wanneer is bewezen dat zij bestemd zijn om in de Unie te worden verhandeld Beide zaken betreffen de uitlegging van de Unieregeling inzake het optreden van de douaneautoriteiten wanneer zij geconfronteerd worden met uit derde landen afkomstige goederen die op het grondgebied van de Unie in extern douanevervoer zijn of in een douane-entrepot zijn geplaatst en die eventueel inbreuk maken op intellectuele-eigendomsrechten. Deze schorsingsregelingen maken het mogelijk niet-communautaire goederen niet te onderwerpen aan rechten bij invoer en andere heffingen of aan handelspolitieke maatregelen. De feiten in zaak C-446/09 In 2002 hebben de Belgische douaneautoriteiten een in de haven van Antwerpen (België) in entrepot geplaatste en uit Shanghai (China) afkomstige lading elektrische scheerapparaten gecontroleerd. De bestemming van deze lading was niet aangegeven en de elektrische scheerapparaten vertoonden gelijkenissen met bepaalde modellen van elektrische scheerapparaten van de vennootschap Philips. Deze modellen zijn beschermd door inschrijvingen die Philips een uitsluitend intellectuele-eigendomsrecht verlenen in verschillende staten waaronder België. Omdat de douaneautoriteiten vermoedden dat het ging om ,,door piraterij verkregen goederen", hebben zij de betrokken lading vastgehouden. Philips heeft de vennootschappen Lucheng, Far East Sourcing en Röhlig, die betrokken zijn bij de productie, de verkoop en het transport van deze scheerapparaten, gedagvaard voor de Rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen. Philips vorderde onder meer dat in rechte zou worden vastgesteld dat deze vennootschappen inbreuk hebben gemaakt op het uitsluitende recht dat Philips op deze modellen heeft. Voorts vorderde Philips schadevergoeding en vernietiging van de vastgehouden goederen. De feiten in zaak C-495/09 In juli 2008 hebben de douaneautoriteiten van het Verenigd Koninkrijk (HM Revenue & Customs, ,,HMRC") op de luchthaven van Londen Heathrow (Verenigd Koninkrijk) een uit Hong Kong (China) afkomstige en voor Colombia bestemde lading goederen mobiele telefoons en toebehoren gecontroleerd. Op deze goederen was een teken aangebracht dat identiek is aan het merk van Nokia. Omdat HMRC vermoedden dat het ging om nepgoederen, hebben zij stalen toegezonden aan Nokia, die heeft bevestigd dat het inderdaad ging om imitaties en gevraagd dat deze lading werd vastgehouden. HMRC hebben dit geweigerd op grond dat goederen die van een derde land naar een ander derde land transiteren, niet kunnen worden gelijkgesteld met ,,namaakgoederen" in de zin van het
www.curia.europa.eu
Unierecht en dus niet kunnen worden vastgehouden. Nokia heeft deze weigering van vasthouding aangevochten bij de rechter van het Verenigd Koninkrijk. Met hun prejudiciële vragen wensen de Rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen en de Court of Appeal (England and Wales) (Civil Division) van het Hof van Justitie te vernemen of uit derde landen afkomstige goederen die op het grondgebied van de Unie in transit zijn of in een douaneentrepot zijn geplaatst, kunnen worden aangemerkt als ,,namaakgoederen" of ,,door piraterij verkregen goederen" in de zin van het Unierecht louter op grond van het feit dat zij in het douanegebied van de Unie zijn binnengebracht zonder aldaar te worden verhandeld. In het vandaag gewezen arrest onderzoekt het Hof in de eerste plaats onder welke voorwaarden onder een schorsingsregeling geplaatste goederen voorlopig kunnen worden vastgehouden. Het Hof herinnert eraan dat uit derde landen afkomstige goederen die onder een schorsingsregeling zijn geplaatst, niet louter wegens deze plaatsing inbreuk kunnen maken op in de Unie geldende intellectuele-eigendomsrechten. Daarentegen kan inbreuk op deze rechten worden gemaakt wanneer met betrekking tot uit derde landen afkomstige goederen gedurende hun plaatsing onder een schorsingsregeling in het douanegebied van de Unie of zelfs vóór ze in dat gebied binnenkomen, tot de consumenten in de Unie gerichte commerciële handelingen worden gesteld zoals verkoop, verkoopaanbieding of reclame. Afgezien van het bestaan van een dergelijke commerciële handeling kunnen ook andere omstandigheden ertoe leiden dat de douaneautoriteiten van de lidstaten goederen voorlopig vasthouden. Zo hebben de douaneautoriteiten, wanneer zij vaststellen dat imitaties of kopieën van een in de Unie intellectuele-eigendomsrechtelijk beschermde waar in een entrepot zijn opgeslagen of in doorvoer zijn, het recht op te treden wanneer zij over aanwijzingen beschikken waaruit blijkt dat een of meerdere van de bij de productie, expeditie of distributie van de goederen betrokken ondernemingen op het punt staan deze goederen naar de consumenten van de Unie om te leiden ook al is daar nog geen begin mee gemaakt, of hun commerciële bedoelingen verbergen. Dergelijke aanwijzingen kunnen onder meer zijn de omstandigheid dat de bestemming van de goederen niet is aangegeven hoewel voor de gevraagde schorsingsregeling aangifte van de bestemming vereist is, het ontbreken van nauwkeurige of betrouwbare informatie over de identiteit of het adres van de producent of de expediteur van de goederen, het ontbreken van samenwerking met de douaneautoriteiten of nog aan het licht gekomen documenten of briefwisseling over de betrokken goederen waaruit blijkt dat het gevaar bestaat dat deze goederen naar de consumenten in de Unie worden omgeleid. In elk geval is het vereist dat een dergelijk vermoeden ontstaat uit de omstandigheden van het concrete geval. In de tweede plaats verduidelijkt het Hof over welke gegevens de bevoegde autoriteiten moeten beschikken om uit te maken of de reeds vastgehouden goederen inbreuk maken op de intellectuele-eigendomsrechten van de Unie. Zo is het Hof van oordeel dat goederen waarvan na een onderzoek ten gronde niet is bewezen dat zij zijn bestemd om in de Unie te worden verhandeld, niet kunnen worden aangemerkt als ,,namaakgoederen" en ,,door piraterij verkregen goederen". Een dergelijke inbreuk kan worden bewezen aan de hand van bepaalde gegevens zoals de verkoop van de goederen aan een klant in de Unie, een verkoopaanbieding aan of reclame bij consumenten in de Unie of nog documenten of briefwisseling betreffende de betrokken goederen waaruit blijkt dat het voornemen bestaat om deze goederen naar de consumenten in de Unie om te leiden. Ten slotte zo preciseert het Hof kunnen, wanneer niet is bewezen dat inbreuk is gemaakt op een intellectuele-eigendomsrecht, goederen die in de Unie onder een schorsingsregeling zijn geplaatst, in voorkomend geval in beslag worden genomen in andere situaties die zijn geregeld in het douanewetboek van de Unie, zoals de situatie waarin de betrokken goederen een gevaar voor de gezondheid en de veiligheid inhouden.
NOTA BENE: De prejudiciële verwijzing biedt de rechterlijke instanties van de lidstaten de mogelijkheid, in het kader van een bij hen aanhangig geding aan het Hof vragen te stellen over de uitlegging van het recht van de Unie of over de geldigheid van een handeling van de Unie. Het Hof beslecht het nationale geding niet. De nationale rechterlijke instantie dient het geding af te doen overeenkomstig de beslissing van het Hof. Deze beslissing bindt op dezelfde wijze de andere nationale rechterlijke instanties die kennis dienen te nemen van een soortgelijk probleem. Voor de media bestemd niet-officieel stuk, dat het Hof van Justitie niet bindt. De volledige tekst van het arrest is op de dag van de uitspraak te vinden op de website CURIA. Contactpersoon voor de pers: Stefaan Van der Jeught (+352) 4303 2170