Rijksoverheid
Vragen van het lid Braakhuis van 14 oktober 2011
Bijlagen
Geachte voorzitter,
Met deze brief doe ik uw Kamer de beantwoording toekomen op de vragen die het lid Braakhuis (Groen Links) op 14 oktober 2011 heeft gesteld over belastingontwijking via de deelnemingsvrijstelling (nummer 2011Z20401). Vandaag heb ik u tevens de antwoorden gezonden op: De vragen van het lid Braakhuis (Groen Links) d.d. 28 september 2011 over artikelen in het FD over belastingontwijking (2011Z1890), DGB/2011/6044; ons kenmerk DGB/2011/6044. De vragen die het Lid Braakhuis (Groen Links) op 18 oktober 2011 heeft gesteld over het bericht `Nederland belastingparadijs voor veel multinationals' (nummer 2011Z20490) De antwoorden op vragen die de leden Smeets, Dikkers en Groot stelden, aangaande de activiteiten van multinationals in belastingparadijzen, zullen u mede namens mij door de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie worden toegezonden. Hoogachtend,
De Staatssecretaris van Financiën mr. drs. F.H.H. Weekers
Pagina 1 van 4
2011Z20401 Vragen van het lid Braakhuis (GroenLinks) aan de staatssecretaris van Financiën over belastingontwijking via de deelnemingsvrijstelling (ingezonden 14 oktober 2011) 1 Heeft u kennisgenomen van het rapport Piping Profits van de organisatie Publish What You Pay (PWYP)? 1) Ja 2 en 3 Klopt de constatering uit het rapport dat Nederland het grootste gastland is voor holdings van mijnbouwbedrijven en een belangrijk centrum voor het doorsluizen van schulden en winsten? .Wat is daarvan de reden? Welke rol spelen daarbij de deelnemingsvrijstelling en de verschillende belastingverdragen die Nederland heeft gesloten? In het rapport lees ik dat er in de Verenigde Staten (1.154), het Verenigd Koninkrijk (921) en Australië (611) meer van deze vennootschappen zijn gevestigd. Ik kan daaruit niet afleiden dat Nederland (358) het grootste gastland is voor holdings. De conclusie in het rapport dat Nederland op de tweede plaats staat op een lijst van `secrecy jurisdictions' waar deze vennootschappen zijn gevestigd is onjuist. Zoals ik in mijn eveneens vandaag aan u gezonden antwoorden op vragen van het lid Braakhuis, ingezonden 18 oktober 2011, heb geschreven, voldoet Nederland aan alle internationaal geldende eisen voor transparantie en uitwisseling van informatie. Ik heb u bij brief van 26 oktober 2011 geïnformeerd over de positieve beoordeling van Nederland door het Global Forum on transparency and exchange of information for tax purposes. Bij de keuze van die concerns om vennootschappen in Nederland op te richten zal ongetwijfeld een rol hebben gespeeld dat Nederland een deelnemingsvrijstelling kent en dat Nederland een groot aantal belastingverdragen heeft afgesloten. Beide instrumenten voorkomen, conform internationaal aanvaarde uitgangspunten, dat bedrijfswinsten binnen concern dubbel worden belast of dat bronbelasting onverrekenbaar wordt. Daar zijn deze instrumenten door de wetgever ook uitdrukkelijk voor bedoeld. 4 Deelt u het streven van PWYP naar meer transparantie over de financiële gang van zaken bij mijnbouwbedrijven? Hoe kunnen de Nederlandse holdings van deze mijnbouwbedrijven een bijdrage leveren aan het vergroten van de transparantie? Bent u van mening dat deze transparantie ook zou moeten gelden voor de deelnemingen van deze holdings? Zoals de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, mede namens mij in zijn antwoorden op Kamervragen van de leden Smeets, Dikker en Groot (ingezonden 3 oktober 2011) schrijft, is Nederland voorstander van transparantie, maar wel onder de voorwaarde dat wereldwijd dezelfde regels gaan gelden zodat
Directie Internationale Fiscale Zaken Ons kenmerk IFZ/2011/688 U
Pagina 2 van 4
een gelijk speelveld ontstaat. Daarbinnen zullen dan uiteraard ook de Nederlandse holdings en deelnemingen zich aan die regels moeten houden. 5 Hoe beoordeelt u bijvoorbeeld het feit dat er onduidelijkheid bestaat of het Nederlandse bedrijf Trafigura Beheer BV een 8% aandeel heeft in het grootste Russische mijnbouwbedrijf MMC Norilsk Nickel? 2) Bent u van mening dat het in het belang is van alle aandeelhouders, inclusief beleggingsinstellingen en pensioenmaatschappijen, dat duidelijk is wie de grootaandeelhouders zijn van beursgenoteerde ondernemingen? Hoeveel zicht zou de overheid daarop moeten hebben? Zoals bekend kan ik over individuele belastingplichtigen geen uitspraken doen. Ik acht het noodzakelijk dat aandeelhouders, waaronder de institutionele beleggers, zicht hebben op de grootaandeelhouders van beursgenoteerde instellingen. In afdeling 5.3.3 van de Wet op het financieel toezicht (Wft) zijn hieromtrent regels gesteld. Een ieder die beschikt over kapitaal en/of stemrechten in een in Nederland beursgenoteerde onderneming, van meer dan vijf procent van de aandelen of stemrechten, moet hiervan melding maken bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM). Dezelfde meldingsplicht geldt bij het overschrijden van de drempels tien, vijftien, twintig, vijfentwintig, dertig, veertig, vijftig zestig, vijfenzeventig en vijfennegentig procent. Verder is er momenteel een wetsvoorstel aanhangig in de Eerste Kamer dat een lagere drempel van drie procent introduceert. De meldingen van de aandeelhouders worden opgenomen in het register van AFM, en is kosteloos te raadplegen op de website van de AFM. Zowel de overheid als de aandeelhouders hebben daardoor voldoende zicht op de grootaandeelhouders van beursgenoteerde ondernemingen. 6 Kunt u bevestigen dat de deelnemingsvrijstelling niet geldt voor deelnemingen die als beleggingen worden gehouden? Hoe kunt u in het algemeen beoordelen of de vrijstelling geldt voor een bepaalde deelneming als onduidelijk is of er daadwerkelijk sprake is van een deelneming? Is in het geval van Trafigura bijvoorbeeld sprake van de deelnemingsvrijstelling? Betekent dit dat Trafigura geen belasting hoeft te betalen over de winst die gemaakt zou worden bij een eventuele verkoop van de aandelen in Norilsk Nickel? De deelnemingsvrijstelling geldt niet wanneer een deelneming als belegging wordt gehouden, de bezittingen grotendeels uit beleggingen bestaan en de winst onvoldoende wordt belast (de zogenoemde niet-kwalificerende beleggingsdeelneming). Van een deelneming is sprake wanneer, zakelijk weergegeven, een belastingplichtige voor ten minste 5% aandeelhouder is in een vennootschap. Dat is in het algemeen vrij eenvoudig vast te stellen. De vraag of die deelneming als belegging wordt gehouden is wellicht moeilijker te beantwoorden. Om die vaststelling te vereenvoudigen, kent artikel 13 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 een aantal bewijsvermoedens. Zonder in te gaan op het genoemde individuele geval kan ik bevestigen dat de winst gemaakt bij verkoop van aandelen in een deelneming in beginsel ook onder de deelnemingsvrijstelling valt, tenzij er sprake is van een niet-kwalificerende laagbelaste beleggingsdeelneming.
Directie Internationale Fiscale Zaken Ons kenmerk IFZ/2011/688 U
Pagina 3 van 4
1)http://www.publishwhatyoupay.org/sites/publishwhatyoupay.org/files/FINAL%20pp%20no rway.pdf 2) http://www.butb.by/engl/index.php?page=49&date=2011-08-15&id=28602 en http://www.foxbusiness.com/markets/2011/08/10/norilsk-buyers-8-stake-were-acting-ininterest-trafigura/
Directie Internationale Fiscale Zaken Ons kenmerk IFZ/2011/688 U
Pagina 4 van 4
---- --