Eerste reactie Openbaar Ministerie op rapport Commissie Naeyé
17 november 2011 - Openbaar Ministerie
De voorzitter van het College van procureurs-generaal, Herman Bolhaar,
heeft vandaag het rapport van de Commissie Naeyé officieel in ontvangst
genomen. De commissie Naeyé heeft op verzoek van het College van
procureurs-generaal onderzoek gedaan naar `alle relevante feiten en
omstandigheden voorafgaand aan de aanhouding van de verdachte van de
dubbele moord in Middelburg op 19 juli 2011'. De verdachte van deze
dubbele moord bleek ook verdacht van brandstichting in het huis van
zijn ex-vriendin op 28 juli 2010 in Haarlem. De slachtoffers uit
Middelburg zijn de ex-schoonouders van de verdachte.
De onderzoekscommissie bestond behalve uit de voorzitter, prof. dr. J.
Naeyé, oud-hoogleraar straf(proces)recht aan de VU te Amsterdam, uit
P.J. van Zunderd, oud-korpschef van het Korps landelijke
politiediensten en mr. dr. D.W. Steenhuis, oud-procureur-generaal.
Conclusie
De commissie komt tot het oordeel dat het optreden van de politie in de
regio's Kennemerland en Zeeland, de hulpverlening door de GGD en
Slachtofferhulp zowel in Haarlem als in Middelburg en het Openbaar
Ministerie in Haarlem en in Middelburg, heeft voldaan aan de landelijke
prioriteit om huiselijk geweld zoveel mogelijk tegen te gaan. De
Commissie kenmerkt het optreden als `responsief, slagvaardig en
betrokken.'
Deze conclusie doet vanzelfsprekend niets af aan het gruwelijke feit
dat op 19 juli van dit jaar een echtpaar bruut is vermoord. De kinderen
van het echtpaar zijn voorafgaand aan het publiceren van het
onderzoeksrapport persoonlijk door de voorzitter van het College van
procureurs-generaal geïnformeerd over de bevindingen van de commissie
Naeyé.
Kritiek
De commissie heeft op een aantal onderdelen kritiek op het optreden van
politie en OM. Deze kritiek spitst zich toe op een drietal punten,
waarvan met name de eerste twee punten betrekking hebben op het OM:
* de beslissing van de officier van justitie te Haarlem om geen
verdere actie te ondernemen na de heenzending van B. nadat deze
eerder was aangehouden op verdenking van brandstichting in Haarlem
* de gang van zaken bij het (niet) horen van B. als verdachte van
brandstichting tijdens zijn verblijf in Haarlem
Het OM is van mening dat de officier van justitie de juridische
mogelijkheden tot een herhaalde aanhouding van de heer B. na de
brandstichting heeft onderzocht en tot de conclusie is gekomen dat dat
geen optie was De commissie heeft geoordeeld dat niet zonder meer
vaststaat, dat de verdachte nogmaals kon worden aangehouden. Terecht
heeft de commissie opgemerkt dat een rauwelijkse inbewaringstelling
niet is overwogen. Het College zal naar aanleiding van deze casus
bezien of het noodzakelijk is om extra aandacht te vragen voor de
aanpak van verdachten die gewond zijn geraakt en om die reden niet
kunnen meewerken aan het opsporingsonderzoek.
Het is immers van belang om zorgwekkende gevallen van een
strafrechtelijk juridisch vangnet te voorzien.
Aanbevelingen
De commissie doet vijf aanbevelingen met het oog op respectievelijk de
verdere professionalisering in de aanpak van huiselijk geweld en
daaraan gerelateerde feiten:
* leemtes in de juridische kennis;
* de politiële informatievoorziening;
* de regievoering van de straf- en zorgketen op één locatie;
* de inzet van het strafvorderlijke dwangmiddelenarsenaal en
* de wettelijke regeling van de schorsing van de
inverzekeringstelling.
In de eerste aanbeveling wordt een lans gebroken om intern te sturen op
kwaliteit en voortvarendheid van handelen en het in stand houden van de
noodzakelijke kennis en vaardigheden. Tegelijkertijd bepleit de
Commissie terughoudendheid met betrekking tot sturing door middel van
protocollen en gedetailleerde aanwijzingen.
Het College onderschrijft deze aanbeveling. Binnen het OM wordt
voortdurend aandacht besteed aan deskundigheidsbevordering door middel
van opleiding en (bij)scholing van zijn functionarissen. Het rapport
van de Commissie Naeyé zal binnenkort dan ook op de betreffende
parketten worden besproken.
Daarnaast is het voor een organisatie als het OM echter ook
noodzakelijk om eenheid van het beleid te bevorderen en te bewaren.
Daartoe is onontkoombaar dat regels worden gesteld, doorgaans
vastgelegd in een aanwijzing. Die aanwijzingen dienen enerzijds
duidelijkheid te bieden betreffende de uitoefening van taken en
bevoegdheden van het OM; anderzijds moet ruimte blijven bestaan om in
niet-voorziene situaties af te wijken van de voorgeschreven regels.
Wat betreft de politiële informatievoorziening heeft de Commissie zich
onthouden van een aanbeveling. Het College ziet de verdere ontwikkeling
van gebruiksvriendelijker en betrouwbaarder ICT-systemen bij de
politie, met belangstelling tegemoet en hecht daarbij veel waarde aan
de maatregel om één basisvoorziening te ontwikkelen waarmee
politiemensen alle belangrijke landelijke gegevens kunnen opvragen.
In de Aanwijzing huiselijk geweld en eergerelateerd geweld heeft het
College uitdrukkelijk benoemd dat nauwe samenwerking tussen politie,
OM, reclassering en hulpverleningsinstellingen vereist is voor een
voortvarende, geïntegreerde strafrechtelijke aanpak van huiselijk
geweld. Wat betreft de aanbeveling van de Commissie om de regievoering
van de straf- en zorgketen op één locatie - zoals een Veiligheidshuis -
verder te professionaliseren, blijft het College streven naar nog meer
samenwerking om de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de aanpak van
huiselijk geweld, verder invulling te geven.
In de eerdergenoemde aanwijzing is ook opgenomen, dat voor een
effectief optreden van politie en OM niet alleen een voortvarende
aanpak van groot belang is, maar daarnaast ook dat de hulpverlening aan
de dader in een zo vroeg mogelijk stadium wordt geïntegreerd in de
strafrechtelijke aanpak van huiselijk geweld. Het College zal dan ook,
naar aanleiding van de aanbeveling van de Commissie om de regievoering
van de straf- en zorgketen nadrukkelijk te richten op een
gecoördineerde inzet van het strafvorderlijke dwangmiddelenarsenaal,
bezien in hoeverre deze geïntegreerde aanpak verder kan worden
geprofessionaliseerd.
Het College heeft zich geen oordeel gevormd over de wenselijkheid om
een wettelijke regeling te creëren om een (al dan niet voorwaardelijke)
schorsing van de inverzekeringstelling mogelijk te maken. Dat is immers
niet aan het College maar aan de minister van Veiligheid en Justitie.
Openbaar Ministerie